maam
2e afd. 30 maart 1972 53
voldoening van de kosten, vervolgens van de boeten, daarna van de ver-
goedingen, vervolgens van de rente en het laatst van de hoofdsom.
Artikel 6.
Indien geldneemster het aan rente of aflossing* verschuldigde niet op
tijd en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 zal hebben voldaan, zal
zij aan geldgeefster betalen, als boete, een bedrag gelijk aan negen ten
honderd per jaar van het achterstallige bedrag over de tijd der nalatig-
heid.
Artikel 7.
Het onafgeloste deel van het bedrag der lening is, met de rente en de
kosten, onmiddellijk opeisbaar bij niet-nakoming door geldneemster van
één of meer der in deze akte vermelde bepalingen of aangegane ver-
bintenissen, tenzij geldneemster, na door geldgeefster aan haar verplich-
tingen te zijn herinnerd, alsnog binnen veertien dagen na ontvangst dier
herinnering het verschuldigde, vermeerderd met de boete, voldoet en/of
haar overige verplichtingen alsnog nakomt.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voorvallen
van het in het vorig lid bedoelde geval van onmiddellijke opeisbaarheid,
alsof zij bij bevel of andere soortgelijke akte ware in gebreke gesteld.
Artikel 8.
De belastingen, welke van de rente der lening geheven mochten worden,
komen ten laste van geldneemster.
Artikel 9.
Alle kosten en rechten van deze akte, van de schuldbekentenis en van
de maatregelen, welke geldgeefster mocht nemen tot behoud of ter uit-
oefening harer uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten, zijn voor
rekening van geldneemster.
De secretaris,
Heemstede, 30 maart 1972.
De Raad voornoemd,
De voorzitter.