133
30 maart 1972
taliseerd was in het geheel van de te verkopen grond. Dat laatste kan
wel het geval zijn, maar spreker vraagt zich wel af of bij de steeds duur-
der wordende onderhoudskosten voor de plantsoenen, dit wel juist is. Aan
de andere kant behoeft het naar sprekers mening geen reden te zijn om
deze grond niet bij de verkoop te betrekken en de plantsoenen uit te be-
steden aan de plantsoenendienst. Dan heeft men precies lietzelfde bereikt
met het voordeel dat men een veel duidelijker inzicht krijgt hoe het geheel
in elkaar zit. Voor het parkeerterrein geidt hetzelfde. Spreker kent ge-
meenten waar men bij verkoop van terreinen voor de bouw van kantoor-
gebouwen of woongebouwen zegt, dat bij de verkoop de verplichting is
inbegrepen dat men zelf moet zorgen voor de parkeergelegenheid van de
cliënten, bewoners, kantoorpersoneel of wat dan ook. Zoals de verkoop
nu geregeld wordt, geeft het een vertekend beeld, niet alleen economisch,
maar ook omdat men op deze wijze denkt dat men hier een stuk openbaar
groen in deze wijk heeft, hetgeen het dus niet is. Spreker acht dat een
eigenaardige gang van zaken en hoewel hij zich kan voorstellen dat het
in dit geval, omdat het blijkbaar op deze wijze ook in het bestemmings-
plan heeft gestaan, niet meer op andere wijze te regelen is, vraagt hij
dergelijke zaken in de toekomst toch anders te doen. Overigens merkt
spreker op dat enkele maanden geleden bij een flatgebouw aan de Vau-
montlaan een stuk terrein om niet werd gegeven. Spreker vraagt zich af
waarom dat dan ook in dit geval niet mogelijk is geweest.
Wethouder Verkouw merkt op dat deze zaak vrij uitvoerig is behandeld
in de commissie voor het grondbedrijf, waarbij spreker meende dat de heer
Van Tongeren wel tevreden was met de uitleg die gegeven werd. Gezien
de vraag van de heer Van Tongeren en het feit dat het in de commissie
voor het grondbedrijf er eigenlijk alleen maar om gaat of de grondprijzen
in acht worden genomen, meent spreker dat zijnerzijds niet op de vraag
behoeft te worden ingegaan.
Wethouder Van Wijk merkt op dat bij deze verkoop blijkt, dat de ge-
meente min of meer een andere taak heeft dan een particulier. Een
particulier zal proberen zo veel mogelijk te verkopen tegen een zo hoog
mogelijke prijs. Maar een belangrijk facet, naar sprekers gevoelen, is door
de heer Van Tongeren vergeten. Het gaat er namelijk om de raad heeft
daar ook altijd op aangedrongen - dat er betaalbare woningen worden
gebouwd. Een van de wegen om daartoe te komen is dat niet meer grond
verkocht wordt dan strikt noodzakelijk is voor de wooneenheden die op
die grond gebouwd moeten worden. waardoor men betaalbare huur- of
koopprijzen krijgt. Spreker meent dat hier premiewoningen gebouwd zullen
worden, en juist om tot het door spreker uiteengezette doel te komen
wordt op deze wijze gehandeld. Bij de bouw van de Brabantfîat is zo
meent spreker achteraf grond om niet overgedragen, hetgeen voor de
gemeente een voordeel betekent voor wat betreft het onderhoud. Persoon-
lijk zou spreker er geen bezwaar tegen hebben als dit op een gegeven
ogenblik ook in dit geval zou gebeuren, maar in de eerste plaats heeft
hier dus de exploitatieopzet een rol gespeeld. Aan de andere kant ziet
spreker er het voordeel in, dat het wonen daar iets goedkoper wordt,
omdat de hele opzet van de stichting van deze woningen iets goedkoper
kan worden uitgevoerd en spreker vindt het belangrijk dat er betaalbare
woningen verrijzen, ook al zou de gemeente daarbij een offer kan men
het niet eens noemen een gebaar moeten maken, waaruit blijkt dat de
gemeente ook op deze wijze meewerkt.
De heer Van Tongeren vindt dat wat de heer Van Wijk stelt, in tegen-
spraak is met datgene wat naar voren is gebracht in de commissie voor
het grondbedrijf, want daarbij werd düidelijk gesteld dat de kosten van de
groenvoorziening om de flat heen, in de prijs is verdisconteerd. Dus wat
dat betreft behoeft het niets uit te maken en als men de grond om niet