137
30 maart 1972
gevens, vooral van economische aard, deze beoordeling zouden kunnen be- er oc
ïnvloeden, meent zij er vrijwel zeker van te mogen uitgaan dat de over- slibb
wegingen van milieuverontreiniging, vervuiling en verlies van recreatie- zon j
mogelijkheden, van veel groter gewicht zullen blijken te zijn. Spreker Rijks
meent dat bovengenoemd standpunt ongeveer overeenstemt met voorstel flink
nummer 56 van burgemeester en wethouders, hoewel zijn fractie sterk besls
twijfelt aan de uitslag van een nader in te stellen onderzoek en bij voor- gaat
baat meent dat het niet leidt tot conclusies die de aanleg van de voor- al e<
haven alsnog zou rechtvaardigen. Parr
vind'
'De heer Van Tongeren is niet content met het voorstel van het college. dat
Hij heeft in de acfaterliggende tijd een aantal rapporten kunnen lezen, stan
waarvan het eerste het Inbucon rapport was. Dit rapport is echter een groe
zuiver Amsterdamse aangelegenheid geweest. De gemeente, de scheep- hard
vaartvereniging Noord, en de Kamer van Koophandel waren de opdracht- de o
gevers; dus de conclusies van dat rapport zijn duidelijk vôör de aanleg van toen
de voorhaven, maar stipuleren ook een reeks voorwaarden die voor het eige
slagen daarvan noodzakelijk zijn, zoals afremming van niet aan haven spre
gebonden activiteiten, stimulering van de industriële mogelijkheden, ver- zegï
snelling van de infra-structurele verbeteringen ten aanzien van weg- In
verbindingen, enz. Spreker meent dat wat goed is voor Inbucon, die dat zou
rapport gemaakt heeft, nog niet goed is voor Kennemerland. Het is zelfs zaai
de vraag of het goed is voor Amsterdam. Vorige week is het boekje trof
,,De club van Rome" uitgekomen, en daarin staat als één van de stel- duu;
lingen: industrialisatie kan een fundamenteler negatieve betekenis hebben zaal
voor de wereldecologie dan overbevolking. Spreker meent dat men wel de war
uitspraak ,,ben ik mijns broeders hoeder" kan aanhalen, doch hij is mét met
Velsen van mening, dat de voorfaaven het reddend element niet is, doch deg
dat door veranderingen in de beheersstructuur van Amsterdam nog veel dan
mogelijk is. Sprekers opvatting van de uitspraak „ben ik mijns broeders wac
hoeder", reikt verder in tijd en ruimte. Wat betreft de tijd schetste spreker min
reeds de voorspellingen ten aanzien van industrialisatie en haar neven- hoo
effecten. En wat betreft de ruimte denkt hij ook aan Kennemerland, niet voo
alleen aan Amsterdam. Zo egocentrisch meent spreker mag men wel zijn. stei
Als spreker de waas over het land ten zuiden van Alkmaar en de schoor- le i
stenen van de Hoogovens en alles wat daar is, ziet, dan is hij meer be- te
roerd dan ontroerd. Men kan zich als burger en zelfs als gemeenteraadslid uit;
afvragen wat men daar aan kan doen. Spreker meent dat dit bijna niets is, wei
maar met dit voorstel op tafel is er tenminste een kans om er iets aan te pro
doen en te trachten dit een faalt toe te roepen. Spreker meent dat men Spi
allen eens een pas op de plaats zou moeten maken wat betreft deze aar
industriële ontwikkelingen. Misschien zou men veel minder bereikt hebben teg
dan op dit moment bereikt is, maar of men zo blij moet zijn met wat er col
op dit moment allemaal al gekomen is, befaoeft men slechts 100 km. Spi
zuidelijker te kijken, namelijk in Rijnmond. Dat vraagt men zich dan wel is
eens af en zeker na de rapporteringen van én de club van Rome én del
anderen, die zicfa over dergelijke problemen gebogen hebben. Het rapport fra
van Velsen is afkomstig van een kleine gemeente en spreker faeeft het
idee dat dit naast het dikke rapport, dat Amsterdam heeft uitgebracht, 0
maar weinig effect heeft en daarom acfat spreker het heel noodzakelijk om mi
in de eerste plaats een eigen standpunt te bepalen. Met alle mogelijkheden del
die men daarvoor heeft moet Heemstede zijn standpunt kenbaar maken ms
bij de regering en dat liefst in samenspraak met de gemeenten die om no
Heemstede heen liggen, en waar het straks in de Kennemerraad een ver- rai
bond mee heeft. En dat geldt niet alleen voor de voorhaven, maar ook He
voor Schiphol en de grote verkeerswegen. Hoe gevaarlijk is nu die voor- Vr
haven van ons leefklimaat? Volgens de Amsterdamse stelling is dat aan kl<
de ene kant een verloren gaan van strand, maar aan de andere kant komt ce