141
30 maart 1972
het I.S.K. Spreker gelooft echter dat het voor een juiste bestrijding van
deze funeste polltiek van Amsterdam noodzakelijk is dat men zwaardere
kanonnen in het veld brengt dan op het ogenblik het rapport dat uitge-
bracht is voor de Kennemer Kamer van Koophandel en het rapport dat
uitgebracht is door de gemeente Velsen.
De heer Brandsma wil niet proberen zich te verdiepen in de in en outs
van deze zaak omdat hij van mening is dat het althans voor hem moeilijk
is om daar een verantwoord oordeel over uit te spreken. In november j.l.
heeft spreker reeds het standpunt ingenomen dat hij zich kon conformeren
aan het voorstel van burgemeester en wethouders. Hij heeft uiteraard ook
kennis genomen van de diverse stukken die hem sindsdien ter lezing zijn
aangeboden, zoals de nota van de Kamer van Koophandel van Haarlem
en het advies van dr. Bak. Spreker vindt het met deze adviezen er niet
gemakkelijker op geworden. Ook dr. Bak zegt zeer nadrukkelijk in zijn
voorwoord dat dit, als het gaat om het uitspreken van een oordeel over
deze zaak, maar zeer partiële betekenis kan hebben. Ook hij dringt in
feite weer aan op een verdere uitdieping van de diverse aspecten van deze
zaak. Dit alles tendeert, meent spreker, toch wel in de richting van het
standpunt van het college om te zeggen: wij hebben met belangsteirmg
kennis genomen van al deze stukken en rapporten, maar wij aohten het
niet verantwoord om hier een uitspraak over te doen. Dit zal serieus
moeten worden bekeken. Spreker kan zich met dat standpunt verenigen,
ook na de debatten die tot nog toe gevoerd zijn. Spreker benijdt altijd
de mensen die de dingen zo precies weten. Zeker als het gaat om toe-
komstverwachtingen. Men weet toch maar al te goed dat men natuurlijk
met prognoses moet werken als men een planning moet maken. Maar men
weet ook dat het altijd aanbeveling verdient om daarbij enige voorzichtig-
heid te betrachten. Hij staat niet achter de juichkreten van Amsterdam,
maar ook niet achter de contra-juichkreten van Velsen. Want als men niet
een oordeel wil uitspreken over de positie van Amsterdam, dan geldt dat
natuurlijk ook voor de positie van Velsen. Want spreker ziet in dit hele
spel toch deze twee polen. Amsterdam dat terecht of ten onrechte meent
dat het de voorhaven nodig heeft voor de veiligstelling van de werkgelegen-
heid en van zijn haven, en Velsen, dat stelt dat dit dan ten koste van haar
gciat gebeuren. Spreker kan zich levendig indenken dat Velsen daartegen
in het geweer komt. Maar spreker heeft niet de moed om in dit stadium
van de zaak op een naar zijn mening verantwoorde wijze uit te spreken,
wie van de twee nu gelijk heeft. De waarheid zal wel weer in het midden
liggen, maar hier spelen zo veel factoren. Als spreker persoonlijk naar
zo'n plan kijkt, dan vreest hij ook dat hier wel nadelen voor de Kennemer-
gemeenten uit kunnen voortvloeien, maar daar staan natuurlijk ook voor-
delen tegenover. Het kan niet waar zijn dat dit plan alleen maar negatieve
kanten heeft. Er zullen ook positieve kanten tegenover staan en spreker
benijdt degenen niet, die deze twee soorten van belangen tegen elkaar
zullen moeten afwegen om tenslotte de knoop door te hakken en een
beslissing te nemen. Volledigheidshalve zegt spreker dat de meningen
in zijn fractie hieromtrent wel wat uiteen lopen. Spreker vraagt of het niet
verstandig geweest was om dit onderv/erp in een gecombineerde vergade-
ring van de commissie voor openbare werken en voor de volksgezondheid
te bespreken, zodat er één advies was gekomen, zij het dan dat dat na-
tuurlijk weer zeer genuanceerd was. Tenslotte zegt spreker dat zijn fractie
zich met het herziene voorstel van het eollege kan verenigen.
Wethouder Van Wijk bekruipt soms het gevoel dat te velen in Neder-
land bezig zijn ons land te maken tot een land van parkeerhavens in-
plaats van zeehavens, van recreatie zonder voidoende creatie, en hij heeft
ook wel eens het gevoel dat de waan van de dag de studie der jaren dreigt
te verdringen. Dat alles speelt zich ook af om een kwestie als deze. Er