149
30 maart 1972
er op, en dat is dan wel voor veel mensen plezierig, maar spreker meent
dat men zich daar verder niet mee moet gaan ophouden. Dit zijn specu-
laties en het zal overigens toch wel de bedoeling zijn dat die haven ook
iets opbrengt, zodat het dus geen renteioos geld is. De gehele opzet moet
wetenschappelijk, economisch en milieu-hygiënisch enz. worden bezien,
zodat er een rijp besluit komt. De heer Bak poneert dat hij zijn stelling
bepaald heeft; het college heeft dat nog niet en kan dat ook nog niet,
omdat het meent dat er nog meer stof moet worden aangedragen. Spreker
merkt op dat het in zeker opzicht waar is als de heer De Ruiter zegt: u
bent speler. Doch in ander opzicht weer niet, want de zaak is begonnen
met een controverse tussen Velsen en Amsterdam. En Velsen heeft daarbij
de hulp van de omliggende gemeenten ingeroepen om haar als supporters
min of meer te steunen. Wat 'betreft de motie meent spreker dat als deze
gehele kwestie wordt opgehangen aan één facet, milieu-hygiënisch onge-
wenst, terwijl er wel 50 facetten zijn bij een dergelijke zaak, dit de zaak tot
een ongezonde en kleine proportie terug brengt. In deze redenering is punt
II van het besluit eigenlijk onlogisch. Want zoals de motie nu luidt in punt
I, wat moet men dan nog met punt II. Spreker begrijpt niet dat de heer
Van den Briel en de zijnen zo snel, na zich gesteld te hebben achter het
standpunt van het college, in deze omgaan, want deze motie is toch wel
heel wat anders dan het aanvankelijke voorstel van het college. Spreker
zegt nogmaals dat de opbouw van het besluit op deze wijze hem in het
geheel niet aanspreekt. Integendeel vindt spreker dat punt I in deze motie
de zaak zo onstellend terugbrengt tot een heel klein onderdeeltje van het
geweldig grote probleem dat hij zich niet kan voorstellen dat de raad
achter deze motie zou kunnen gaan staan.
De voorzitter brengt onder de aandacht, dat als de heer Jager stelt bij
punt III dat het rijk al op de provincie heeft gereageerd, men dan met de
provincie, ook als I.S.K., in bijzonder goed gezelschap verkeert, als de
raad, zij het dan in welk stadium ook, natuurlijk voordat de besluiten
vallen, er bij gemoeid is en een zekere inbreng zal hebben juist op die
kardinale punten waar natuurlijk ook de milieu-hygiëne bijbehoort. Als
dat uit de gezichtseinder zou verdwijnen, zoals dat ook gebeurde met de
eerste rapporten van de hoofdstad des lands, dus onvoldoende aandacht zou
krijgen, dan is dat meer dan voldoende reden meent spreker om daar
juist bij te zijn mét de overige gemeenten. Spreker meent dat het be-
scheidenheid is om aan te nemen dat de provincie met de gemeenten niet
iets zouden kunnen aanbrengen wat betreft onderzoek en verzameling van
belangrijke gegevens; iets anders is natuurlijk het zeehavenoverleg als
zodanig. Tot een grote vergadering in Velsen is door spreker geuit dat hij
het zo ontzettend jammer vond maar dat is een wijsheid die misschien
alleen in de toekomst zekere vruchten kan opleveren dat men als I.S.K.
nog niet de mogelijkheid heeft om met een planologisch-stedebouwkundig
bureau enz. tot een sterk gefundeerd gemeentelijk, intergemeentelijk of
bovengemeentelijk standpunt, in deze belangrijke zaken te kunnen komen.
Maar dat is een constatering die vanavond verder niet zal baten. Punt II
van het ontwerp-besluit heeft de bedoeling, ook ais een van de partners
onwillig zou zijn, om de inspraak van de gemeenten en eventueel een
eigen bijdrage van de gezamenlijke gemeenten, zonodig eens op tafel te
brengen. En dan kan men, ook al is er op het ogenblik een weigerachtig
rijk, wel wat bereiken.
De heer De Ruiter is enigszins verbaasd over de reactie van het college
als zou in deze motie alleen het milieu uit deze zaak getrokken zijn. Dat
is namelijk niet het geval. In de eerste plaats mag men natuurlijk niet
zeggen dat het milieu zo'n klein snippertje is van de samenleving. Het
milieu is namelijk datgene waarin men leeft. En dat behelst bijna alles.
AIs zodanig is het dus een factor van meer dan overwegend groot gewicht.