^lsSsipiis
ggüfflis§?ügf
„as r jss
m
ïi'ÄTÄ.
ÎÄ15«
3Ä ÄZ SÄTÄ iTi'î
30 maart 1972
150
En niet, wat zo vaak gebeurt als men w'anT'dafTs
net doet alsof men alleen ^^0 vaT wat Tet be^ip milieu-
veCtrKnTom^t
is een overwegend belangnjk gedeelte. Zeifs werkgeiegenneiiu is
TdeTonderzoek naar de afweging «n, Slinf<CvT.
raad moet f-chieden maar d^r anderem En dat *ed g definitie
zijde van het college zouden moeten zijn.
motie zodanig zijn dat het nog aile kanten uit kan.
Wethouder Van Wiik zegt dat dan wel gesteld moet worden dat er grote
druk op gaat leggen, lijkt het, alsof men op grond van dat punt al klaar
is met zijn volledig oordeel.
De voorzitter acht het grote bezwaar in deze motie ^^TLezonderT
conclusie de milieu-hygiëne van het verdere onderzoek wordt ultgezoml(ï
Met andere woorden: daar heeft men al een uitspraak over gedaan^ En
dat nastniet in de opstelling, dat is een draad die men ook m het oude
voorstel van het college ziet en dat ook in het nieuwe voorstel is ge-
hor,Hhanfd pn dat het college juist ook in het commissie rapport van
ÏSÏÜ leTlânÄrien. De
zhn als men zou zeggen: de aanleg van een voorhaven uit milieu nygiem
sche overwegingen is onaanvaardbaar. En dan komt spreker op wa e
Van wfjk Teds stelde, namelijk dat de rest er dan niet zo veel meer toe
doet.
De heer Van den Briel zegt dat het best zou kunnen zijn dat na een
zeer uitgebreid onderzoek men in hemelsnaam die vreselijke nadelen op
het gebied van de milieu-hygiëne op de koop toe zou moeterd
dat het economisch gezien noodzakelijk îs. En daar slaan dan al die v
gevolgen op.
De voorzitter brengt thans de motie, inclusief het woordje „vooralsnog
in stemming, en wijst er op dat de motie dus duidelijk moet worden geacht