153
30 maart 1972
bedoelt als hij zegt dat de woningbouwverenlging de enige rol in de ver-
traging heeft gespeeld. Ook in de commissie werd dit al naar voren ge-
bracht, waartegen spreker heeft geprotesteerd. Spreker zou hierover graag
meer duidelijkheid hebben; openbare werken moet de feiten dan maar op
papier zetten en noemen. Als er werkelijk vertraging is geweest, welke is
veroorzaakt door de woningbouwvereniging dan wil spreker dat graag
vernemen.
Wethouder Van Wijk heeft de indruk dat als men verder van de mensen
af staat, indien men zelf niet met Smit's bouwbedrijf in contact komt,
indien de gehele afwikkeling via de vereniging loopt, dit naar sprekers
gevoelen mede tot de vertraging heeft bijgedragen. Op dit punt heeft spre-
ker op het moment nog geen concrete gegevens. Hij zal dit dan ook nader
onderzoeken en in de komende commissievergadering uiteenzetten.
De voorzitter meent dat er geen enkele reden is om te twijfelen aan de
rapportage van de dienst van openbare werken, en dat niemand er mee
gediend is als er zich thans een debat zou gaan ontwikkelen omtrent het
voor en tegen van het bouwen door een woningbouwvereniging of het
bouwen door de overheid. De heer Van Wijk heeft een toezegging gedaan
en het college zal op deze zaak terugkomen.
Milieuhygiëne
De heer Van der Hulst heeft in de Heemsteedse Courant van 23 maart
j.l. onder het hoofd: het rommelprobleem, een bijzonder waardevol stukje
gevonden. Spreker bedoelt een rapport afkomstig van de Nederlandse
Bond van Plattelandsvrouwen en handelende over het gebruik van plastic
materialen die nooit meer verwerkt kunnen worden. Spreker acht het bij-
zonder waardevol dat de Heemsteedse Courant dit artikel heeft opgenomen
en beveelt het allen ter lezing aan.
Wet op de belastingheffing
De heer Riicker vraagt of de informatie reeds binnen is met betrekking
tot het te maken ontwerp van de nieuwe belastingheffing.
Wethouder Van Ark antwoordt dat hieromtrent nog geen rapport is
ontvangen.
De heer Rücker meent dat als dat zo door gaat, men op 1 januari 1974
nog met aan die belastingwetgeving toe is. Hij vindt het een onverklaar-
baar iets, dat men op een gegeven moment van overheidswege een be-
paalde mogelijkheid opent, en er ook een instituut is die informatie zal
geven, dit instituut nu nog steeds in gebreke blijft om die informatie te
verstrekken. Spreker vraagt of het mogelijk is om daar eens naar te
informeren.
Wethouder Van Ark merkt op dat het niet om informatie gaat, doch
om een voorstel voor een belastingverordening. Men moet het werk dat
verzet moet worden om een belastingverordening te ontwerpen niet
onderschatten.
De heer Rücker doet dit ook geenszins. Hoewel hij niet graag Haarlem
als voorbeeld neemt is men er daar in ieder geval toch wel in geslaagd
om een volkomen sluitend ontwerp te maken voor die belastingwetgeving,
waarbij er een zeer reële kans is dat zij per 1 januari 1973 deze nieuwe
wetgeving in praktijk kunnen gaan brengen.
De voorzitter weet niet of dat niet een illusie zal blijken te zijn.
Wethouder Van Ark acht het volkomen logisch, dat het veel beter zou
zijn als één instituut voor alle gemeenteraden een belastingverordening