29 juni 1972
241
waarop de voorlichting gegeven wordt. De wethouder heeft er aan her-
innerd dat de leden van de raad dat op een gegeven moment zelf op zo'n
voorlichtingsavond aan den lijve hebben ondervonden. Het is spreker ook
bekend dat in Haarlem bij diverse scholen de gedachte leeft, en die vrij-
heid zullen ze in Haarlem ongetwijfeld ook hebben, om de voorlichting,
uitgaande eigenlijk van dezelfde gedachte als men hier in Heemstede heeft,
door de leerkrachten zelf te doen geschieden. Spreker gelooft dat de
raad zich overigens verder niet behoeft op te winden over wat er in
andere gemeenten gebeurt of wat daar verkeerd zou gebeuren. Het is
nu zaak om zelf in Heemstede dit probleem zo goed mogelijk op te lossen.
Wat dat betreft juicht spreker de toezegging toe die hij de wethouder
heeft horen doen over het verder overleg met de beide commissies, waar-
bij ook de docenten betrokken zullen worden. Er is ook in tweede instantie
nog nader ingegaan op de positie van de ouders. De heer Kettenis heeft
gesproken over de aanvullende taak die men als raad heeft. Spreker
meent dat het ook zeer duidelijk een aanvullende taak is, maar daarom
komt hij even terug op wat hij aan het eind van zijn betoog in eerste
instantie gezegd heeft, namelijk dat het wel zaak is dat, al zijn ouders
uit efficiency-overwegingen niet bij het beraad vooraf betrokken, men er
bij de uitvoering op zal moeten letten dat het bij de ouders althans ook
goed over komt en dat daar ook, waar mogelijk, de nodige inspraak van
die kant gegeven zal worden. Spreker gelooft dat men daar niet sterk
genoeg op kan wijzen.
De heer Jager meent dat de wethouder hem niet helemaal heeft begre-
pen. Spreker moet hem wel danken voor de wijze waarop hij toch een
zekere relativiteit, een zekere nuance, heeft gebracht in het betoog van
de heer Kirschbaum, ook met name wat betreft de voorlichting zoals
die in Haarlem wordt gegeven. Spreker is het met de wethouder eens
dat de avond, waar de leden van de commissie voor de volksgezondheid
geweest zijn, nu niet bepaald een geslaagde avond was. Een andere zaak
is dat spreker niet gesteld heeft dat hij vindt dat Heemstede het model,
zoals dat in Haarlem of in andere gemeenten in de regio is, zou moeten
volgen.
Spreker vindt dat het een gevaarlijke zaak zou zijn als er een te grote
discrepantie gaat ontstaan misschien niet tussen de wijze van voorlichting,
maar het effect van deze voorlichting op ouders en op kinderen tussen
twee gemeenten, die in denken zo nauw met elkaar verweven zijn. Er is
vanavond ook het woord „subcultuur" gevallen; de wethouder heeft het
zelf gebruikt. De wethouder denkt toch niet dat een subcultuur zich stoort
aan gemeentegrenzen en daarom gelooft spreker ook dat het van essen-
tieel belang is dat als deze voorlichting gaat draaien, men in nauw over-
leg mét onze buurgemeenten, deze zaak moet evalueren en kijken wat
men daar gezamenlijk verder aan kan doen. Spreker zou graag van de
wethouder horen hoe hij zich dat denkt, daar heeft spreker nog geen
antwoord op gehad. Spreker wil ook graag antwoord hebben op een an-
dere vraag die hij gesteld heeft. Uitgaande van de stelling dat drug-
voorlichting een onderdeel moet zijn van het totale onderwijspakket, hoe
kan men dan gestalte geven aan een eventuele wens van een ouderpaar
dat hun kind die voorlichting niet krijgt? Spreker kan zich voorstellen
want dat is de verantwoordelijkheid van de ouders dat als het nu
geïntegreerd is in het onderwijspakket een leraar op een gegeven moment
zou moeten zeggen: jongen jij moet weg, want je ouders willen niet heb-
ben dat ik over dit onderwerp praat terwijl jij er bij bent. Spreker vraagt
zich af hoe het college dat gestalte wil geven en hoe het dat dus eventueel
met die ouders in het vooroverleg vöördat de drugvoorlichting start, wil
brengen.
Spreker voelt wel iets voor het voorstel van de heer Kettenis, maar