252
27 juli 1972
raad hebben plaatsg-evonden een discussie die voor een deel op een zeer
wetenschappelijk niveau eigenlijk zou moeten uitmonden en naar het oor-
deel van het college eigenlijk al op een nationaal niveau zou hebben moe-
ten uitmonden in het een of het ander de betrokkenen nog weer eens
apart te verwijzen naar natuurlijk datgene wat in de raad is besproken.
De brieven zijn ook vaak aan de raad gericht, zodat de raad daar kennis
van krijgt, en als de raad meent dat er aspecten zijn van een bijzonder
gehalte, die tot verdere beschouwingen dienen te leiden, dan is de raad
daar zelf bij. Spreker vraagt zich af waarom voor deze materie, ook
rekening houdend met het feit dat het veel ingezetenen bezig houdt, een
uitzondering zou moeten worden gemaakt in die zin, dat men hier niet
zou verwijzen naar de vertegenwoordigers van de burgerij, die niet alleen
geacht worden de belangen van de ingezetenen te behartigen maar dat ook
doen blijkens de eed. Waarom zou juist voor deze materie niet en voor
andere zaken die ook uitermate van belang en ingrijpend kunnen zijn wel
verwezen worden. Spreker wil dit ontraden omdat het er op zou lijken
dat men voor dit onderwerp om de een of ander mysterieuze reden niet
verwijst naar de vertegenwoordigers. Veel stukken die ook aan de raad
zijn gericht doch wel eens qua competentie bij burgemeester en wethou-
ders behoren, worden de raad in ieder geval medegedeeld als zijnde gericht
aan de raad. Spreker meent dan ook, waar allen er op letten dat zaken
niet uit de gezichtshoek geraken, dat er weinig reden is om in het onder-
havige geval een brief bij te voegen met allerlei adressen en telefoon-
nummers, voorzover men daar prijs op stelt. Spreker vraagt de raad
daarom om het college conform het voorstel te machtigen deze zaken
af te wikkelen, waarbij de raad op de hoogte zal worden gehouden van de
binnengekomen brieven over dit onderwerp.
Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders wordt
conform het gestelde bij punt q, zonder hoofdelijke stemming, besloten.
r. Schrijven van het Comité Leefbaarheid Lanckhorstlaan, namens de
bewoners van de Lanckhorstlaan e.o., inzake de leefbaarheid van de
Lanckhorstlaan.
De voorzitter zegt dat de raad kennis heeft kunnen nemen van het
onderhavige schrijven. Op het moment dat adressanten deze brief schreven
wisten zij niet, en bij het gereedkomen van de raadsagenda wist ook het
college het antwoord van Haarlem nog niet, dat eind vorige week is inge-
komen en nu uiteraard door het college in behandeling is genomen. Het
college heeft het belang van deze zaak van voldoende betekenis geacht
om ook vôör de raadsvergadering van hedenavond een gezamenlijke ver-
gadering van de commissies voor openbare werken en verkeer bijeen te
roepen. Men kan niet zeggen dat Haarlem volstaan heeft met een kort
antwoord over onze vraag ten aanzien van vooral de zware-verkeers-
probiematiek voor de Lanckhorstlaan. Het gemeentebestuur van Haarlem
heeft met een begeleidend schrijven een nota, die niet alleen en zeker niet
in origine door de Lanckhorstlaanproblematiek is ingegeven, doch al
geproduceerd was, over de verkeersproblematiek doen toekomen. Het is
een pakket van voorstellen, waar ongetwijfeld interessante punten in zijn,
die Haarlem ons meededeelt, die bepaald niet alleen op de Lanckhorst-
laan betrekking hebben. In het overleg met de commissies is gebleken
dat er behoefte is om te bezien wat het voorstel van Haarlem inhoudt
voor hetgeen de Lanckhorstlaanbewoners terecht van het gemeentebe-
stuur vragen, namelijk de zware-verkeersproblematiek. Eén ding staat wel
vast, namelijk dat rijksweg 6 ongeveer op een termijn van twee jaar zal
gaan spelen. Ook Haarlem heeft daar uiteraard aandacht aan gegeven,
maar op dit moment hebben ook de commissies er bepaald behoefte aan
om te bezien wat bij afweging van een aantal gemeentelijke belangen
ook de afwerking van het verkeer over de Schouwbroekerbrug speelt