103
2e afd.
31 augustus 1972
Artikel 5.
Indien geldneemster het aan rente of aflossing verschuldigde niet op
tijd en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 zal hebben voldaan, zal
zij aan geldgeefster betalen, als boete, een bedrag gelijk aan negen ten
honderd per jaar van het achterstallige bedrag over de tijd der nalatigheid.
Het onafgeloste deel van het bedrag der lening is, met de rente en de
kosten, onmiddellijk opeisbaar bij niet-nakoming door geldneemster van één
of meer der in deze akte vermelde bepalingen of aangegane verbintenissen,
tenzij geldneemster, na door geldgeefster aan haar verplichtingen te zijn
herinnerd, alsnog binnen veertien dagen na ontvangst dier herinnering het
verschuldigde, vermeerderd met de boete, voldoet en/of haar overige ver-
plichtingen alsnog nakomt.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voor-
vallen van het in het vorig lid bedoelde geval van onmiddellijke opeisbaar-
heid, alsof zij bij bevel of andere soortgelijke akte ware in gebreke gesteld.
Artikel 7.
De belastingen, welke van de rente der lening geheven mochten worden,
komen ten laste van geldneemster.
Alle kosten en rechten van deze akte, van de schuldtaekentenis en van
de maatregelen, welke geldgeefster mocht nemen tot behoud of ter uit-
oefening harer uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten, zijn voor
rekening van geldneemster.
Artikel 6.
Artikel 8.
Heemstede, 31 augustus 1972.
De Raad voomoemd,
De voorzitter,