139
2e afd.
26 oktober 1972
Artikel 5.
Indien geldneemster het aan rente of aflossing verschuldigde niet op
tijd en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 zal hebben voldaan zal
zij geldgeefster betalen, a,ls boete, een bedrag gelijk aan negen ten hon-
derd per jaar van het achterstaliige bedrag over de tijd der nalatigheid.
Het onafgeloste deei van het bedrag der lening is, met de rente en de
kosten, onmiddeliijk opeisbaar bij niet-nakoming door geldneemster van één
of meer der in deze akte vermelde bepälingen of aangegane verbintenissen,
tenzij geidneemster, na door geldgeefster aan haar verplichtingen te zijn
herinnerd, alsnog binnen veertien dagen na ontvangst dier herinnering het
verschuldigde, vermeerderd met de boete, voldoet en/of haar overige
verplichtingen alsnog nakomt.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voorvallen
van het in het vorig lid bedoelde geval van onmiddellijke opeisbaarheid,
alsof zij bij bevel of andere soortgelijke akte ware in gebreke gesteld.
Artikel 7.
De belastingen, welke van de rente der lening geheven mochten worden,
komen ten laste van geldneemster.
Alle kosten en rechten van deze akte, van de schuldbekentenis en van
de maatregelen, welke geldgeefster mocht nemen tot behoud of ter uit-
oefening harer uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten, zijn voor
rekening van geldneemster.
Artikei 6.
Artikel 8.
Heemstede, 26 oktober 1972.
De Raad voornoemd,
De voorzitter,