Artikel 11. Groenvoorzieningen. 1. De gronden met de bestemming groenvoorzieningen zijn bestemd voor de aanleg van plantsoenen, bermbeplantingen en andere groenvoorzie- ningen en in samenhang daarmede voor de aanleg van wandelpaden en kinderspeelplaatsen. 2. Op en boven deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd met de bestemming verband houdende bouwwerken, die geen gebouwen zijn. Artikel 12. Water. 1. De gronden met de bestemming water zijn bestemd voor de aanleg van waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding. 2. Op en boven deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, die geen ge- bouwen zijn, ten behoeve van de waterbeheersing of de verbinding van oevers worden gebouwd, alsmede aanlegsteigers. Artikel 13. Gebruik van gronden en gebouwen. 1. Het is verboden, de gronden in het plan of de gebouwen die ingevolge de bestemmingen en voorschriften van het plan toelaatbaar zijn te ge- bruiken of te laten gebruiken op een andere wijze of voor een ander doel dan blijkens die bestemmingen en voorschriften kennelijk toelaat- baar is of is aan te merken als een normaal bestanddeel van dat kenne- lijk toelaatbare gebruik. 2. Ten aanzien van onbebouwde gronden wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan: a. de opslag van bagger en grondspecie; b. de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, zand, grond en brandstoffen; c. ^e opslag van al dan niet voor gebruik geschikte vervoermiddelen of onderdelen daarvan; d. de plaatsing van toer- en sta-caravans, woonwagens, tenthuisjes en soortgelijke verblijfsmiddelen, tenzij het vormen van opslag betreft die noodzakelijk zijn ter realise- ring van het ingevolge de bestemmingen toegelaten gebruik of die zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van dat toegelaten gebru'ik ofwel indien het de plaatsing van één caravan betreft op de bij een woning behorende grond mits niet in de voortuin. 3. Indien strikte toepassing van het verbod vervat in lid 1 leidt tot niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperkingen van het meest doelmatig gebruik, verlenen burgemeester en wethouders vriistelling van dat verbod. 4. Een dringende reden, dle een beperking van dit meest doelmatige ge- bruik rechtvaardigt is aanwezig indien door het voorgenomen ander ge- bruik gelet op de ligging van de grond of het gebouw het gebruik van gronden en gebouwen in de omgeving in emstige mate zal worden gestoord, dan wel anderszins op de gebruikswaarde van deze gronden en gebouwen in emstige mate inbreuk zal worden gemaakt en niet door het stellen van voorwaarden of op andere wijze zodanige stoornis of inbreuk zal zijn te voorkomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1972 | | pagina 12