154
2e afd.
15 december 1972.
II. Exploitatietekort van de schoolgebouwen.
Berekend naar hetzelfde aantal lokalen als
onder 1 211.325,— 214.500,—
III. Onderhoud van schoolmeubeien,
ieermiddelen enz.
Normvergoeding per leerling 96,75 (vo-
rig jaar f 87,60). Berekend naar 2510 leer-
lingen (vorig jaar 2530) 221.628,242.843,—
IV. Uitkering voor gymnastieklokalen.
a. bijdrage in kapitaallasten (beide jaren
voor 7 lokalen) 26.530,— 25.780,—
b. bijdrage in exploitatiekosten, berekend
naar een aantal klokuren gymnastiek-
onderwijs van 132 (vorig jaar 130) 23.975,25.227,
Totaal f 598.108,f 623.582,—
Bij het bepalen van de voorlopige uitkeringsnormen in de exploitatie-
sfeer hebben de Staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en van Finan-
ciën de loonkostenstijging vooralsnog buiten beschouwing gelaten. Zij ko-
men in verband daarmede tot een verhoging met 2,8 ten opzichte van
de uitkeringsbedragen van 1972. De bewindslieden stelden zich destijds
voor vôör oktober de desbetreffende bedragen bij te stellen door incalcu-
latie van een op dat tijdstip te verwachten loonkostenstijging voor 1973.
Tot op het moment, waarop dit geschreven wordt, heeft deze bijstelling
nog niet plaats gehad.
Voor de niet in de exploitatiesfeer liggende uitkeringen is door de be-
windslieden rekening gehouden met een prijsstijging van 4
In de componenten van de algemene uitkering, te weten de oppervlakte-
uitkering van f 10,per ha.; f 21,per inwoner voor de belastbare op-
brengst der in de gemeente gelegen gebouwde eigendommen en het schaal-
bedrag per inwoner zijn, behoudens dat het laatste bedrag met 0,50 werd
verhoogd, geen wijzigingen gekomen. Voorts steeg het aantal inwoners,
waarnaar de uitkering berekend werd, van 1972 op 1973 met 200.
Op grond van deze gegevens kon een basisbedrag worden geraamd van
2.374.085,(vorig jaar 2.343.125,
Het basis-bedrag wordt telkenjare vermenigvuldigd met een uitkerings-
percentage, dat in verband met de stijging van het loon- en prijspeil sinds
de inwerkingtreding van de Financiële-Verhoudingswet 1960 geleidelijk
omhoog is gegaan en voor 1973 voorlopig is bepaald op 291. In 1972 werd
het in de primitieve begroting geraamd op 259, een stijging derhalve met
ruim 12
In zijn algemene opmerkingen over de uitkeringen voor het jaar 1973
merkt de Staatsseeretaris van Binnenlandse Zaken nog op, dat uit een re-
cent onderzoek is gebleken dat de structurele groei van de belastingop-
brengsten voor het rijk in de komende jaren lager zal zijn dan tot nu toe
werd aangenomen. Dientengevolge zal ook het accres in de uitkeringen uit
het gemeentefonds (dat door diezelfde belastingopbrengsten gevoed wordt)
lager moeten zijn dan voorheen. Dit resulteert dan in een uitkeringsper-
centage van 291, dat zonder deze voor de gemeente minder gunstige ont-
wikkeling vermoedelijk 298 zou hebben bedragen. Een uitkeringspercen-
tage van 291 brengt met zich mede, dat aan opbrengst der algemene uit-
kering f 840.000,meer kon worden geraamd dan in 1972.
De uitkering voor de kosten van sociale zorg werd voorheen grosso mo-
d° geraamd op 80 van het nadelig saldo van Hoofdstuk IX: Sociale Zorg
en Maatschappelijk Werk.