154
2e afd.
15 december 1972.
wing van het bestaande raadhuis en bij
besluit van dezelfde datum no. 117 een
krediet van f 196.000,voor de kosten
van reconstructie van het Raadhuisplein.
Voor beide investeringen zal aan rente en
afschrijving ongeveer benodigd zijn
11. Bij raadsbesluit van 28 september j.l. no.
118 is een krediet van f 166.500,beschik-
baar gesteld ten behoeve van de uitbrei-
ding van het R.K.-gedeelte van de alge-
mene begraafplaats.
Het benodigde bedrag wordt geput uit de
reserve „uitgifte eigen graven". De rente
van deze reserve komt ten goede aan de
gewone dienst der begroting. Door boven-
genoemde beschikking over deze reserve
zal de rente verminderen met rond
f 542.910,—
Voorts is bij de te verwachten investeringen geen rekening meer gehou-
den met de stelselmatige vernieuwing der riolering in de gemeente. In de
begroting voor 1972 was voor de reconstructie van de wegen en de ver-
nieuwing der riolering ten noorden van de Zandvoortselaan nog rekening
gehouden met de daaruit voortvloeiende rente- en afschrijvingslasten tot
een bedrag van f 170.000,Er staan ons voor de noodzakelijke vermeu-
wing der riolering in de gemeente nog belangrijke uitgaven te wachten.
Rente en afschrijving daarvan zullen in de toekomst gedekt behoren te
worden door een verhoging der straatbelasting c.q. van de rioolbelasting,
zodat een voorstel hiertoe zal worden gedaan, zodra de kredieten voor deze
investeringen dienen te worden verleend.
Heffing van deze laatste belasting biedt in de toekomst betere moge-
lijkheden, omdat de straatbelasting t.z.t. zal opgaan in de gemeentelijke
belasting op het onroerend goed, waarvan de opbrengst bepaalde percen-
tages van de uitkering uit het gemeentefonds niet te boven mag gaan, en
de rioolbelasting niet onder deze limiet valt.
Voor wat de heffing van de belasting op het onroerend goed betreft
willen wij overigens nog het volgende opmerken.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een werkgroep mge-
steld, die zich bezighoudt met de samenstelling van modellen voor de in
deze vast te stellen gemeentelijke verordeningen. Enige tijd geleden heeft
deze werkgroep over enkele vraagpunten een uitvoerig gesprek gehad met
de Staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en van Financiën.
Het laat zich aanzien, zo bericht de Vereniging in een circulaire van
24 juli j 1 aan de gemeentebesturen, dat, hoewel met de werkzaamheden
zo snel zulks maar mogelijk is, wordt voortgegaan, het gereedkomen der
modellen nog verscheidene maanden op zich zal kunnen laten wachten.
Wij verwachten dan ook, dat ons vöorstel tot het vaststellen der betrek-
kelijke verordening uw raad pas in de loop van de eerste helft van 1973 zal
kunnen bereiken. Deze verordening zal dan op 1 januari 1975 in werking
kunnen treden. De tussenliggende tijd zal zeker nodig zijn om op enigs-
zins verantwoorde wijze de heffingsgrondslagen te kunnen concretiseren.
Voordat wij bij enkele onderdelen der begrotingen nog nader stil zullen
staan, geven wij u eerst het ook in de afgelopen jaren verstrekte overzicht
van de belangrijkste verschillen tussen de ramingen op de gewone dienst
der gemeente-begrotingen voor 1972 en 1973, waarbij wij ons beperken tot
die verschillen, welke f 10.000,— of meer per begrotingspost belopen. Ten-
zij uitdrukkelijk vermeld, zijn geen uitgavenstijgingen genoemd waar
67.500,—
12.000,— 402.500,—
