2. Het verbod vervat in lid 1 geldt niet in het geval, dat een in dat lid
genoemde vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met de be-
stemming van de desbetreffende grcmd ingevolge het plan; het in lid
1 genoemde verbod geldt evenmin voor:
a. het opslaan of het laten opslaan van specie die is vrijgekomen bij
het onderhoud van watergangen, op die gronden die krachtens wet-
telijk voorschrift tot het bergen daarvan verplic'ht zijn;
b. het opslaan van nieuwe bouwmaterialen en van puin en andere oude
bouwmaterialen op grond waarop of waarin onderhouds-, herstel-,
bouw- of slopingswerkzaamheden wordt uitgeoefend, mits deze za-
ken voor de uit te voeren werkzaamheden nodig, of van het bouw-
werk dat hersteld of gesloopt wordt, afkomstig zijn en in dit laatste
geval niet langer dan een maand na het einde van de werkzaam-
heden ter plaatse aanwezig blijven.
3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het be-
paalde in het eerste Ud als strikte toepassing van het daarin vervatte
verbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik welke
niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.
Artikel 10.
Biouwwerken, geen gebouw zijnde.
1. De in artikel 7 genoemde erfafscheidingen mogen geen grotere hoogte
hebben dan 80 cm boven het aanliggende afgewerkte terrein.
2. De in artikel 4, eerste lid, genoemde ondergeschikte bouwwerken mo-
gen geen grotere hoogte hebben dan 3 m boven het aanliggende afge-
werkte terrein.
3. Brfafscheidingen hoger dan 80 cm en ondergeschikte bouwwerken hoger
dan 3 m mogen slechts worden gebouwd nadat burgemeester en wet-
houders hiertoe vrijstelling hebben verleend van het sub 1 bepaalde.
HOOFDSTUK III - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 11.
Voorzetting bestaand gebruik.
Gronden die bij het van kracht worden van het plan in gebruik zijn voor
andere doeleinden dan waarvoor zij blijkens de bestemming ingevolge het
plan mogen worden gebruikt, mogen voor die doeleinden in gebruik blijven.
Artikel 12.
Strafbepaling.
Overtreding van de verbodsbepalingen, gesteld in de artikelen 8 en 9,
wordt geacht een strafbaar feit te zijn in de zin van artikel 59 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Artikel 13.
Naam.
Het plan kon worden aangehaald onder de naam ,,Bestemmingsplan
terrein Kees van Lentsingel".
Behoort bij raadsbesluit van 1 februari 1973, nr. 11.
De secreti - De voorzitter,