22
1 februari 1973
plicht van een college is om datgene wat ons nu nog rest, met zeer veel
zorg te bewaren. Dat een dergelijke gedachte en een dergelijk streven bij
het college thans veilig is, zij het dan mogelijk ook onder de druk van de
publieke opinie, stemt spreker tot vreugde en hij ziet met veel belangstel-
üng de verdere ontwikkeling van deze situatie en ook voor eventuele ana-
loge gevallen, gaarne tegemoet.
De heer Van Tongeren sluit zich in deze bij de heer Rücker aan. Spre-
ker heeft nog twee opmerkingen over de wijze van benaderen van deze
zaak door het college. In de eerste plaats verzoekt hij om bij volgende ge-
legenheden een minder ambtelijke taal te gebruiken dan nu in de adver-
tentie is gebruikt. Misschien was een gesprekje van de wethouder met de
pers, waarin het probleem iets uitvoeriger kan worden belicht, beter ge-
weest. In de tweede plaats verzoekt spreker alle reacties voor de raad
ter mzage te leggen. Had iedereen juist gereageerd, zoals de advertentie
vroeg dus aan burgemeester en wethouders geschreven dan was het
punt nu niet aan de orde geweest, want dan waren er geen brieven ge-
weest die gericht waren aan de raad, zoals nu het geval was. Brieven ech-
ter, geschreven door de Vereniging Oud-Heemstede-Bennebroek en de
B°nd Heemschut lagen niet ter visie, doch waren ter informatie van de
raadsleden toch ook wel van belang.
De voorzitter wil beginnen met de misvatting weg te nemen, alsof bij
het college reeds de gedachte en een plan bestond om een dam te maken
inplaats van een brug. Het college rekende als altijd op een zeer diligente
raad die, wanneer er een voorstel zou komen om een brug van een half
miljoen te bouwen, zou vragen: is dat noodzakelijk, hoe kan het anders
en wat zou dat dan kosten? En dan had spreker moeten antwoorden dat
hij dat niet had onderzocht. Terecht had de raad dan kunnen stelien dat
het college zijn werk maar half gedaan zou hebben. Er heeft dus nooit een
besluit bij het college bestaan om ter plaatse een dam te maken, maar
het heeft met de advertentie de inspraak op gang willen brengen. Het
heeft hiermede het debat willen openen om te kijken hoe deze zaak ligt,
hoeveel mensen daar belang bij hebben, om het resultaat daarvan dan te
verdisconteren in het uiteindelijk besluit.
De heer Van Tongeren zegt dat zijn opmerking betrekking had op het
feit dat deze zaak bij de burgerij verkeerd is overgekomen. Vandaar dat
hij vraagt of in het vervoig inplaats van de advertentie, die in de kranten
heeft gestaan, niet een uitgebreider informatie aan de burgerij kan wor-
den gegeven. De advertentie leest namelijk niet zo gemakkelijk.
De voorzitter kan zich er wel mee verenigen dat dergelijke zaken min-
der ambtelijk benaderd moeten worden.
De heer Van Tongeren vraagt voorts of het college in een geval als het
onderhavige bereid is om de brieven die binnenkomen dus ook die aan
het college zijn gericht voor de raad ter inzage te ieggen.
De voorzitter zegt dat het college daartoe bereid is.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders, vermeld bij punt w, besloten.
x. Brief van Ondernemerscentrale voor midden- en kleinbedrijf van
Haarlem en omliggende gemeenten inzake Miro-vestiging in plan Bin-
nenweg-Blekersvaartweg e.o.
Burgemeester en wethouders stellen voor aan de Ondernemerscentrale
te berichten dat bij de voorbereiding van het ontwerp-bestemmingsplan
met haar verzoek rekening zal worden gehouden.
De heer De Ruiter merkt op dat het coilege zonder omhaal als ant-