1 februari 1973
27
gesteld. Dat zal een redelijke bijdrage moeten zijn, die wellicht in de
toekomst progressief zal moeten worden, namelijk gerelateerd aan het in-
koinen van de ouders. Het college heeft er zich nog niet over uitgespro-
ken, maar vandaar die goedkeuring. Hier kan nader beraad over mogelijk
zijn.
Eisen van bekwaamheid en geschiktheid lijken spreker ook een goede
zaak en behoren tot de normale voorwaarden die men in elk subsidiebesluit
terugvindt.
Met betrekking tot het insturen van de begroting en rekening en van de
balans en het verslag van de werkzaamheden heeft de heer Brandsma ge-
zegd dat het college zelfs ook nog de namen en adressen van de ouders
wil. Spreker zegt dat dit iets is dat men terugvindt in de Kleuteronder-
wijswet en in de Lager-onderwijswet. Dit gaat er iets aan vooraf en hij
meent dat het college op de goede weg is door ook deze voorwaarde op te
nemen.
Het college moet hiermede nog ervaring opdoen, maar spreker gelooft
dat de wijze, waarop we hiermee gaan starten, een goede zaak is.
Mevrouw Gaasterland meent dat als het altijd ging om de belangen van
de kleintjes zij het allemaal wel prachtig zou vinden. Maar zij heeft in
haar leven ervaren en daar wordt zij natuurlijk door beinvloed dat
het niet altijd om de belangen van de kleintjes ging, maar meer om de
belangen van de moeders, die om de een of andere reden wel eens even
van die gebondenheid af wilden zijn. Zij zal niet tegen het voorstel stem-
men, maar heeft toch wel twijfels dienaangaande. Voor alle duidelijkheid
zegt spreekster dat het vaak gaat om de kinderen van de hogere klassen.
En dan vindt zij dat als die ouders hun kinderen elders willen onder-
brengen, zij dit zeif moeten betalen. Als er gevallen zijn dat het niet be-
taald kan worden, dan is er wel een andere modus te vinden.
Wethouder Verkouw merkt op dat men natuurlijk bij alle subsidiebeslui-
ten moet bedenken dat niet na te gaan is wat de mensen beweegt om iets
wel of niet te doen en dat men in dit geval hier moeilijk in kan gaan
treden.
De heer Van den Briel vond de verdediging van het feit dat er weinig
overleg gepleegd is, niet zo sterk. Vooral ook omdat deze voorwaarden
van ambtelijke zijde opgesteld zijn zou hij het beter hebben gevonden als
er in een discussie met het bestuur van de stichting gezamenlijk hierover
gepraat was. Twee groeperingen weten altijd meer dan één. Spreker ge-
looft dat er in principe in dergelijke omstandigheden wat overleg moet
zijn. Hij kan zich voorstellen dat het overleg misschien weinig effect had
gehad, maar in principe gelooft spreker dat overleg tussen de beide rich-
tingen kan voeren tot waardevolle suggesties van beide kanten.
Wethouder Verkouw merkt op dat in het algemeen daar waar de over-
heid subsidie geeft, of dat nu het rijk, de provincie of de gemeente is, de
subsidiegever, na rijp beraad, de subsidievoorwaarden opstelt, en dat het
voorzover spreker weet in de praktijk niet voorkomt, bij welke gemeente
dan ook, dat men met degene die de subsidie ontvangt, om de tafel gaat
zitten en vragen wat men er nu van vindt. Dat is niet gebruikelijk en spre-
ker kan ook niet namens het college toezeggen dat de gemeente deze weg
met de subsidies zouden moeten opgaan.
De heer Van den Briel zegt dat in dit geval, waar het iets nieuws is, in
een samenspraak wel degelijk bepaalde punten naar voren zouden kunnen
komen, waar misschien van ambtelijke zijde niet aan gedacht is. Dat over-
leg wil ook niet zeggen dat het gemeentebestuur op een gegeven ogen-
blik zal stellen: wij zijn het er niet mee eens, maar wij willen jullie gelijk
geven. Het spreekt vanzelf dat het gemeentebestuur op zijn voorwaarden