■i
J M
1
29 maart 1973
De fractle van de hieer Brandsma heeft er geen behoefte aan om de
behandeling van di-t onderwerp uit te stellen. Persoonlijk deelt spreker
nlet de mening van het college dat het stuk behoorlijk is voorbereid, want
waar heeft men over de twee onderdelen van dit onderwerp kunnen
spreken? In de commissie voor de gemeente-financien is alleen het finan-
oiële aspect besproken kunnen worden. Daar heeft men uiteraard niet
over het meer bestuurlijke aspect van de zaak kunnen spreken. Spreker
'heeft dan ook in de commissie voor de gemeente-financiën de opmerking
gemaakt dat het eigenlijk spreker neemt aan onbewust een na-
latigheid van het college is geweest om, wat toch gebruikelijk is bij het
hele gemeentelijke werk, stukken die in de volledige raad behandeld
moeten worden, in de desbetreffende raadscommissie aan de orde te
stellen; dat is niet geschied ten aanzien van het principiële aspect dat
aan deze zaak vastzit. Spreker betreurt dat, maar is desondanks toch
van mening dat, waar in feite de neuzen wel geteld zijn en daarin weinig
verandering zal komen, ook niet door een idiscussie in de commissie voor
algemene bestuurszaken, het weinig zin heeft om de zaak een maand uit
te stellen.
De heer Riicker kan zioh verenigen met de woorden van de heer Van
den Briel, zoals deze de zaak principieel stelt. Aan de andere kant gelooft
spreker, dat nu deze zaak al in de commissie democratisering aan de
orde is geweest, en toen werd onderkend dat dit een onderwerp was wat
typisch ook op een agenda van de nieuw în het leven geroepen commdssie
zou mogen prijken, men uit praktische overwegingen er geen bezwaar
tegen moet hebben ais deze kwestie, die reeds foij dirverse gelegenheden
uitvoerig is bekritiseerd en becommentarieerd, nu in deze raadsvergade-
ring wordt behandeld. Wanneer eehter de meerderheid van de raad zou
wensen om de zaak alsnog terug te verwijzen naar de commissie, dan
bestaat hiertegen foij sprekers fractie geen overwegend bezwaar.
Hoewel de fraetie van de heer De Ruiter zich gereed voelt voor een
defoat over dit onderwerp, heeft zij er geen foezwaar tegen dat dit punt
wordt verdaagd als dat van de zijde van de V.V.D. wordt gevraagd.
Spreker acht het onderwerp op dit mOment weinig urgent.
Wethouder Van Ark bestrijdt dat dit onderwerp bij de behandeling van
het rapport democratisering aan de orde is geweest. Spreker gelooft dat
naar zijn mening, die hij als minderheidsstuk van het college aan de raad
heeft voorgelegd, dit stuk helemaal niet behandeld is. Niet dat hij er zo'n
bezwaar tegen heeft om het nu te béhandeien, mciar spreker vindt het op
zichzelf onjuist dat deze kwestie niet behandeld is in de commissie voor
algemene bestuurszaken.
Het lijkt de voorzitter, nu blijkt dat van de 20 raadsleden er 10 be-
handeling van dit onderwerp wensen in de commissie voor algemene be-
stuurszaken, een goede democratisohe gedaohte om de behandeling van dit
punt aan te houden.
Wethouder Verkouw merkt op dat als de behandeling van dit punt één
maand wordt uitgesteld, er van een zekere fractie de volgende keer twee
leden wegens vakantie afwe'zig zullen zijn. Mogelijk zijn ook nog ieden
van andere fracties afwezig, want de volgende vergadering wordt om-
streeks de Paastijd gehouden. Omdat spreker de indruk heeft dat men
aan deze zaak zwaar tilt en daar graag iedereen bij zou willen hebben
die deel uitmaakt van de raad, vindit spreker dat wel een bezwaar. Met de
heer De Ruiter is spreker van mening dat deze zaak niet urgent is en
wat spreker betreft mag de behandeling van deze zaak naar het najaar
verschoven worden. Men moet er dan maar rekening mee houden dat die
kans er inzit.