77
29 maart 1973
zijn inderdaad gewijzig'd. Er is de laatste tijd nogal wat weerstand ge-
weest tegen het onderbrengen in regionale kampen; het is ook in de
Tweede Kaimer verschillende malen aan de orde geweest. Juist één dezer
dagen heeft minister Ehrgels, mede namens zijn collega's van Justitie,
Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken, uitvoerige vragen van een aantal
kamerleden uitvoerig beantwoord, waarin hij zegt dat hij zich een ge-
nuanceerde uitvoering van de Woonwagenwet, ook wat dit betreft, voor-
stelt, en als onderliggenide gedachte vermeldt, dat venmeden moet worden
dat iemand tegen zijn belang in naar elders wordt verplaatst. Interessant
is in dit verband wel in de nota te lezen, dat de meeste van de huidige
bezetters van het kamp op de één of andere manier aan Heemstede ge-
"oonden zijn. Spreker meent dat zij de maatregelen, die nu in het voor-
uitzicht zijn gesteld, wel zulien toejuichen. Spreker vindt het ook prettig
dat de mensen daarover uitvoerige voorlichting zullen krijgen. Nu is
sprekers vraag ten aanzien van die aanvullende regionale voorziening of
dit kamp nu verder heschouwd wordt als een centrum in de zin van de
Woonwagenwet (art. 2) met het gevolg dus, dat de daarop betrekking
hebbende eisen van toepassing zijn. Er is nogal wat in het vooruitzicht
gesteld wat betreft voorzieningen, dus hij neömt aan dat aan een groot
deel van die eisen toch al wel voldaan zal zijn. Er zijn wel enkele punten,
bijvoorbeeld de wet eist een douchecel per 10 bewoners, en een aansluiting
op het elektriciteitsnet per standplaats, waar, zo meent hij, jn de nota niet
over gesproken wordt. Verder een watertappunt met water aan- en af-
voer; in de nota wordt van een watertappunt met afvoerputje gesproken.
Spreker neemt aan dat dit per standplaats is. Een verder gevolg van het
centrum-zijn uit zich ook financieel, namelijk in die zin, dat in de nota
wordt gesproken over de lasten die voor rekening van het centrum komen.
Het is zö dat als het een centrum is in de zin van de wet hetgeen dus
ook voor dit kamp zou gelden men dan kan rekenen op een bijdrage
van het rijk. Dat heeft de minister ook in zijn antwoord nog eens duide-
lijk gezegd en hij heeft ook zijn bereidheid uitgesproken om in de kosten
van de inrichting van zowel grotere als kleinere centra bij te dragen.
Zou dat niet het geval zijn, dan ziet spreker hier een ontheffing op grond
van artikel 10 van de Woonwagenwet, maar dat betekent dan wel dat
men niet kan rekenen op een bijdrage als gemeente, en dus ook niet als
centrum in het kader van de gemeenschappelijke rege-ling. Dan komen de
kosten dus ten laste van de gemeente of van de gemeenten en bovendien
moet er dan een redelijke vergoeding door de woonwagenbewoner zelf
worden opgebracht.
Wethouder Verkouw brengt naar voren dat de heer Van Bmmerik de
ontwikkeling van de laatste jaren goed heeft bijgehouden. Wie regelmatig
de krant heeft gelezen zal dezelfde ervaringen en dezelfde kennis hebben
opgedaan als de heer Van Emmerik, want er is over dit onderwerp veel
gepubliceerd. Nog maar enkele weken geleden is er vrij uitvoerig over
gesproken in Den Haag, waar de woonwagenbewoners zeer uitdrukkelijk
hebben gesteld dat ze graag naar de kleine kampen terug wiilen, dit in
verband met de wijziging van de wet die komende is. Bij de talloze be-
sprekingen die gevoerd zijn, is men op de eerste plaats gestoten op het
grote kamp van 125 woonwagens dat aanvankelijk zou komen. Spreker
meent dat hij daar niet verder op hoeft in te gaan, want dat is vrij uit-
voerig in het voorstel van burgcmeester en wethouders behandeld.
Tenslotte is men gekomen tot het veel kleinere kamp in de Haarlemmer-
meer, waarvan men aanvankelijk dacht dat het ook ruimte zou bieden
aan de gemeenten, behalve dan Haarlem, die deel uitmaakten van de
gemeenschappelijke regeling. Maar vrij snel is komen vast te staan dat
het ook voor de gemeenten buiten Haarlemmermeer, die nog woonwagens
in hun gemeenten hadden, niet mogelijk zou blijken die onder te brengen