110 26 april 1973 Mevrouw Gaasterland heeft over het algemeen bijzonder veel waar- dering voor de discussievoering en argumentering van de wethouder voor culturele zaken, maar nu echter kan zij het niet met hem eens zijn over de wijze waarop hij meent zijn spijt te moeten betuigen over de opinie die de heer De Ruiter op tafel legt. Het is namelijk zo, dat zij in de commissie wel enige negatieve opmerkingen heeft gemaakt, maar zij heeft niet de argumenten ter tafel gebracht, die de heer De Ruiter thans opvoert en in het fractieberaad heeft gebracht. Spreekster acht het een- voudig een eerlijke zaak om deze argumentering ernstig te nemen. Zij heeft dit althans wel gedaan en als resultaat van deze overdenking verklaart zij thans meer dan geneigd te zijn om zich aan te sluiten bij de stellingname van haar fractiegenoot. De heer De Ruiter vindt het niet juist dat een beslissing van zo grote financiële betekenis met nadruk en bij herhaling gekoppeld wordt aan het 25-jarig bestaan van de bibliotheek. Uiteraard zijn de gelukwensen door de voorzitter zojuist uitgesproken, ook de zijne geweest; de voorzitter heeft ze ook namens de raad uitgesproken, dus daar hoeft geen enkele twijfel over te bestaan. Maar om met een 25-jarig jubileum een uitgave van 35.000,per jaar te verdedigen, vindt spreker uitgesproken zwak; daaraan mag men die beslissing niet ophangen. Natuuriijk, als men het er allemaal hartstochtelijk over eens is, is het een leuk moment om het te doen. Maar het is niet omgekeerd zo, dat als men het er niet mee eens is, dat men dan zijn bezwaren maar moet insiikken omdat het 25-jarig jubileum er is. In de tweede plaats zegt spreker dat er nu een aantal argumenten en tegenargumenten zijn gewisseld. Het is duidelijk dat men het allemaal wel leuk vindt; spreker vindt het ook wel leuk. Het verschil van inzicht ligt alleen maar in de waardering van hoe leuk men iets vindt. Met andere woorden: hoeveel heeft men over voor iets leuks en hoe leuk is het dan. Kortom, spreker gelooft dat het plezier veel minder is dan de wethouder denkt, en daardoor ontstaat het verschil in waardering. Daar- door ontstond ook sprekers suggestie om alleen met de eerste collectie te beginnen en niet meteen een functionaris te gaan aanstellen, maar eerst eens te kijken hoe dit alles loopt. Spreker meent dat dit reële argumenten zijn die, als het goed gaat, de totstandkoming van een discotheek in het geheel niet in de weg hoeven te staan, en als het slecht gaat, ons voor grote kosten zullen behoeden. Inzake het argument van de wethouder en van de heer Van Tongeren dat het mogelijk wordt om begeleidingspartijen te spelen, waarbij dus de solist kan meespelen, wijst spreker er op dat juist daarvoor de band bij uitstek ihet gesohikte medium is en miet de plaat. Men kan namelijk met een plaat vrijwel geen fout herstellen. Men moet iedere keer de naald terugzetten, en niets is gevaarlijker voor een plaat dan een naald terugzetten, en daarom vraagt spreker nogmaals waarom niet begonnen wordt met de band. Als zulke argumenten in het geweer komen, dan is een band een veel sterker ding, veel educatiever, veel meer dienend voor degene die de muziek zelf praktisch wil beoefenen, dan de plaat. Spreker gelooft dat de vraag of deze zaak niet wat experimenteler moet worden aangepakt, toch niet helemaal van enige zin is ontbloot en bovendien ook niet anti-discotheek is. Spreker wil zich daar met klem tegen verzetten. Het is een kwestie van zuinig be'heer als men zegt: laten we eerst eens bekijken of het bevalt, want anders is het geld al weg voordat we er iets aan hebben gehad. Wethouder Verkouw brengt in antwoord op de opmerkingen van de heer Van Tongeren naar voren dat in de loop der jaren zeker de moge- lijkheid bestaat om het assortiment belangrijk uit te breiden en aan te passen aan de vraag. Bij het voorstel tot uitbreiding van de bibliotheek, en mogelijk ook nog bij een aantal andere zaken, zal de raad breed ge- informeerd worden omtrent het eultuurplan. Spreker gelooft niet dat het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1973 | | pagina 14