144
24 mei 1973
stichting. Op principiële en praktische motieven wijst spreker het eerste
af. Het principiële komt ihierop neer dat hij meent dat sportaccommodaties
behoren tot de zogenaamde collectieve voorzieningen. Het is de taak
van de overheid om daarvoor te zorgen. Deze collectieve voorzieningen zijn
in principe beschikbaar voor de bevolking. Dat de gebruikers hiervoor naar
draagkracht een besoheiden bijdrage leveren is nog te aanvaarden. Maar
ook om niet zou men de sportaccommodaties ter beschikking kunnen stel-
len, maar spreker begrijpt ook dat het om bepaalde psychologische rede-
nen wenselijk zou zijn om toch van hen een redelijke bijdrage in de totale
kosten, die maar een fractie van de totale kosten kan zijn, te vragen. Het
leeuwendeel van de kosten van sport-accommodaties zal altijd voor
rekening van de overheid moeten blijiven.
Hij vindt dit het enig principieel juiste standpunt ten annzien van deze
zaak. Het praktische bezwaar is dat men sportaocommodaties heeft waar-
op wedstrijden worden gespeeld. Spreker beluistert dan altijd bij de VVD:
RCH kost ons zoveel. Dat is natuurlijk maar voor de helft waar, want
als een elftal van ROH aantreedt om een wedstrijd te spelen, zal er ook
nog een tegenstander moeten zijn om hen partij te geven. Men heeft dus
eigenlijk te maken met twee maal RCH, met tweemaal V.E.W., twee-
maal Heemstede en wat dies meer zij. Als men de gebruikers van dat ter-
rein de kosten wil toerekenen, moet men wei beseffen dat de tegen-
standers natuurlijk ook gebruikers van de sportaccommodaties zijn. Dan
is er nog een derde categorie en dat zijn de bezoekers. Het is helemaal
niet uitgesloten dat in de betrekkelijk naaste toekomst nu R.C.H. weer
in de lift zit er toch weer een flink aantal bezoekers zullen zijn bij de
wedstrijden. Spreker noemt de groep alleen om aan te tonen dat men niet
kan zeggen dat een bepaald bedrag naar R.C.H. of naar V.E.W. gaat.
Men dient altijd de verenigingen, die met deze clubs de velden gebruiken,
plus de bezoekers daarbij te betrekken. Nu is er alleen nog maar over de
sportparken gesproken, maar hoe denkt de heer Van den Briel over het
zwembad Hoe wil men ooit aan de gebruikers van het zwembad de kosten
toerekenen en hen dan weer een subsidie toekennen? Als men dat gaat
doen moet er nog een loket bijkomen. Aan het eerste loket kan men dan
een subsidie in ontvangst nemen om aan het tweede loket het dure kaartje
te kopen. Daar komt het in feite op neer; tot deze inkonsekwenties leidt
deze zaak. Want waarom zou dat alleen tot de voetbalverenigingen be-
Perkt moeten blijven en niet tot de andere gebruikers van sportaccommo-
daties Daarom is spreker van mening dat de huidige toestand gehand-
haafd moet blijven wat de financiering betreft.
Wat betreft de taak en doelstelling van de Sportstichting heeft spreker
vaker betoogd dat, gezien de geschdedenis die de Sportstichting de laatste
10, 12 jaren heeft doorgemaakt, ingaan op de voorstellen van de V.V.D.
eenvoudig zou betekenen dat een stuk maatschappelijke ontwikkeling
wordt teruggedraaid, en daar heeft hij ernstige bezwaren tegen. Toen
spreker in de toenmalige Sportstichting werd gekozen, hadden 3 of 4
raadsleden zitting ter completering van het reeds aanwezige gezelschap
van de burgemeester met 2 of 3 andere leden en deskundigen uit de sport-
wereld. Dat bevredigde de raad niet en er werden toen een aantal raads-
leden aan dat gezelschap toegevoegd. Dat is dus het tegengestelde van
wat de fractie van de V.V.D. nu suggereert. Omdat de zaak destijds niet
bevredigend was voor de raad men wist te weinig van de gang van
zaken heeft men toen die vorm gekozen. Daaruit ds weer gevolgd de
stichting van de huidige Sportstichting, waarbij ook de vértegenwoordigers
van de diverse takken van sport werden toegelaten. Spreker herhaalt dat
een en ander sindsdien uitstekend loopt.
Spreker merkt op dat de Stichting geen tarieven vaststelt, dat doet het
college. Als men dus kritiek heeft op de tarieven, dan moet men bij het
college zijn. De sportstichting kan hoogstens verweten worden dat het het