a. voor geringe veranderingen in het tracé van een weg en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bebouwingsgrenzen, indien bij definitieve uitmeting zou blijken dat de weg als gevolg van de werke- lijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken; b. voor het bouwen van kleine, niet voor bebouwing bestemde gebouwtjes ten behoeve van openbare nutsbedrijven of van andere, naar bestem- ming daarmede gelijk te stellen gebouwtjes, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes en ketelhuisjes ten dienste van centraie blokverwarming; c. voor geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een esthetisch of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen en andere bouw- werken. HOOPDSTUK II BESTEMMINGEN Par. 1 Bouwbestemmingen Artikel 4. Eengezinshuizen 1. Op de gronden bestemd voor eengezinshuizen mogen uitsluitend een- gezinshuizen met ingebouwde berg- en stallingsruimte worden gesticht. 2. De eengezinshuizen mogen onderling worden aaneengebouwd. 3. De gevelhoogte van de eengezinshuizen moet, resp. mag bedragen ten- minste 3 m en ten hoogste 5y2 m. De voorgevelbreedte van de eengezinshuizen moet tenminste 8,5 m bedragen. De eengezinshuizen mogen ten hoogste twee bouwlagen omvatten. De eengezinshuizen moeten worden afgedekt met een kap welke ten opzichte van het horizontale vlak een hoek maakt van tenminste 15° en ten hoogste 30°. Artikel 5. Tuinen De gronden aangewezen voor tuinen mogen uitsluitend worden ge- bruikt voor de aanleg van tuinen. Op deze gronden mogen slechts erfafscheidingen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 12. Deze gronden mogen overigens niet worden bebouwd of door bebouwing worden overdekt. 2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste iid als strikte toepassing van het daarin ver- vatte verbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik welke niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt. Artikel 6. Openbaar groen De gronden aangewezen voor openbaar groen zijn bestemd voor de aanleg van plantsoenen, bermstroken en andere groenvoorzieningen. Deze gronden mogen niet worden bebouwd of door bebouwing worden overdekt. Artikel 7. Parkeerplaatsen De gronden aangewezen voor parkeerplaatsen zijn bestemd voor de aanleg van verharde stroken voor het parkeren van voertuigen Deze gronden mogen niet worden bebouwd of door bebouwing worden overdekt. 1.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1973 | | pagina 18