77
4e afd.
30 augustus 1973
van een (nieuwe) aan de gemeente te verlenen vergunning tot het met
ingang van de datum van overdracht van de zuiveringsinrichting in Het
SpEiarne doen uitlozen van het door middel van de gemeentelijke riolerin-
gen afgevoerde afvalwater, alsmede tot het incidenteel lozen van afval-
water in de boezem Via in het rioleringssteisel aanwezige overstorten.
In deze ontwerp-vergunning zijn bepalingen opgenomen die dienen ter
voorkoming en 'beperking van schadelijke gevolgen van het rioolwater voor
de goede werking van de zuiveringsinrichting en voor het ontvangende
oppervlaktewater. De bevoegdheid tot het steilen van deze voorwaarden
berust op de Algemene Keur van Rijnland. Bij de algehele inwerkingtre-
ding van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zal een dergelijke
bevoegdheid krachtens d'ie wet bestaan.
Op grond van de ontwerp-vengunning mag huishoudelijk afvalwater al-
vorens op de riolering te worden geloosd, niet eerst een septictank of beer-
put passeren. De ten tijde van het van fcracht worden van de vergunndng
nog aanwezige septictanks of beerputten dienen zo spoedig mogelijk te
worden verwijderd. Op grond van artikel 322 van de Bouwverordening
kunnen wij de verwijdering eisen.
Dijkgraaf en 'hoogheemraden hebben ons bij brief van 3 mei j.l. nog het
volgende medegedeeld met betrekking 'tot het vaststellen van een veror-
dening betreffende de loz'ing van stoffen in de riolering.
„Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de gemeente er zorg voor te
dragen, dat het via de gemeentelijke riolering naar de rioolwaterzuiverings-
installatie afgevoerde rioolwater aan de door de waterkwaliteitsbeheerder
(Rijnland) gestelde eisen voldoet
De model-bouwverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeen-
ten bevat diverse bepalingen, welke betrekking hebben op het afvoeren van
afvalwater (zie de artifcelen 240, 253, 322 en 371). Deze bepalingen zijn
vooral gericht op de bescherming van de riolering. De door uw gemeente
aan verschillende bouwvergunningen verbonden voorwaarden terzake aan-
sluiting op de riolering zullen zich dan ook veelal beperken tot de be-
scherming van die riolering.
De Wet verontreiniging oppervlaktewateren verbiedt in artikel 1, eerste
lid, zonder vergunning met behulp van een daarvoor bestemd werk veront-
reinigende stoffen in opperVlaktewateren te brengen. Dit verbod geldt niet,
aldus het tweede l'id, voor lozingen die plaats vinden door middel van een
werk, dat op een ander werk is aangesloten, imits de door de beheerder
van dat andere werk gegeven voorschriften worden nageleefd. Om zich
veilig te stellen tegen mogelijke overtredingen van de wet is het vatn groot
belang dat de gemeente de door Rijnland gestelde eisen in de vergunning
harerzijds stelt aan de aangeslotenen op de riolering. De stirekking van de
aangehaalde artikelen van de model-ibouwverordening is daarvoor te be-
perkt. Een afzonderlijke lozingsverordening lijkt daarom gewenst. Daarin
kunnen regels worden gesteld niet alleen ter bescherming van de riolering,
maar tevens ter voorkoming van overtreding van voorwaarden, die door
de waterkwaiiteitsbeheerder zijn gesteld ter bescherming van de goede
werking van de zulveringsinstallatie en van de-Itwaliteit en bruikbaarheid
van het oppervlaktewater.
Versohillende gemeenten zijn reeds tot het vaststellen van een lozings-
verordening overgegaan."
Met de vaststeiling van een dergelijke verordening kunnen wij ons ge-
heel verenigen. Een ontwerp is opgenomen in bijgaand ontwerp-besluit.
In artikel 2, eerste lid, van de ontwerp-verordening is verboden zonder
of in afwijking van een lozingsvergunning van ons college stoffen (incl.
water) in de riolering te brengen. Ingevolge het tweede lid wordt een
dergelijke vergunning geacht te zijn verleend voor het lozen van hudshoude-
lijke stoffen van normale aard en samenstellimg (ter beoordeling van ons