30 augustus 1973
196
besluit geen bevoegdheid tot fluoridering van drinkwater kan worden
ontleend. De Hoge Raad heeft niets anders gedaan en gezegd dat in het
verleden alle vergunningen die door de minister zijn verleend, niet juist
zijn geweest; die konden niet verleend worden op grond van het Water-
leidingbesluit. Het is op zichzelf merkwaardig dat alle vorige regeringen,
alle ministers en staatssecretarissen van volksgezondheid, en alle provin-
cies en gemeenten die tot fluoridering besloten, nooit op dit denkbeeld
zijn gekomen, en dat eigenlijk de Hoge Raad hen wakker heeft moeten
schudden. Na de uitspraak van de Hoge Raad en dat is toch wel frap-
pant heeft, met uitzondering van Goeree-Overflakkee, nog geen enkele
provincie, gemeente, of waterleidingmaatschappij in de uitspraak van de
Hoge Raad aanleiding gevonden om tot onmiddellijke stopzetting van de
fluoridering over te gaan. Kennelijk wil men de uitspraak van de rechter,
in dit geval het Hof, dat over de feiten moet oordelen, afwachten. Natuur-
lijk is het college bereid om nog eens met Amsterdam te gaan praten.
Als men vraagt waarover, dan meent spreker in de eerste plaats o'm Am-
sterdam duidelijk te maken, mogelijk dan ook mede namens de gemeenten
Muiden en Ouder-Amstel Diemen heeft zich er al achter geschaard
dat met name de raad en het college van Heemstede het wel betreuren dat
Amsterdam niet in overleg is getreden. In de tweede plaats om aan Am-
sterdam te vragen of zij nog nadere inlichtingen van het ministerie hebben.
In de derde plaats dat lijkt spreker het belangrijkste orn aan Am-
sterdam te zeggen dat het niet in herhaling van fouten moet vallen;
mocht binnenkort of op langere termijn het Hof een uitspraak doen, dan
moeten in elk geval de afneemsters, de gemeenten, bij elkaar worden geroe-
pen om rond de tafel te gaan zitten. Dan zal dunkt spreker ook het
standpunt van de heer Jager, dat in de vorige vergadering nog niet aan
het oordeel van de raad was getoetst, naar voren kunnen worden ge-
bracht. Na de beslissing van de Heemsteedse raad van enkele jaren gele-
den, kon het college moeilijk op eigen gezag stappen ondernemen en
dat komt ook nu tot uitdrukking in het antwoord aan de raad tot
bevordering van de stopzetting of opschorting van de fluoridering van het
drinkwater. Het college zou dan op de stoel van de raad zijn gaan zitten.
Hierover zou de raad in zijn geheel moeten oordelen, hetgeen dan even-
tueel in een volgende vergadering zou moeten plaatsvinden. Maar met de
voorzitter is spreker van oordeel dat men daar niet op zit te wachten.
Nu de grootste gemeente onder de afneemsters de gemeente Amstelveen
zich al duidelijk heeft uitgesproken er is een voorstel van burge-
meester en wethouders geweest om door te gaan en niet met Amsterdam
in overleg te treden en daar heeft de raad van Amstelveen zich achter
geschaard valt van Amsterdam zo redelijk moet men dan ook wel
zijn moeilijk te verwachten, dat het op zijn eenmaal ingenomen stand-
punt terug zal komen. Als de heer Jager stelt dat hij een duidelijke uit-
spraak op prijs zou stellen dat de fluoridering moet worden stopgezet, zegt
spreker dat hij niet de indruk heeft gekregen dat de meerderheid van de
raad daar achter staat.
In antwoord op de heer Kirschbaum zegt spreker dat de mening
van de inwoners voldoende bekend is. Het comité heeft een groot aantal
handtekeningen van tegenstanders aan het college overhandigd, hetgeen
ook de raad bekend is. Het college heeft er geen behoefte aan om nog-
maals het oordeel van de inwoners hierover te peilen. Wanneer er een uit-
spraak van de rechter is te verwachten kan spreker niet zeggen, evenmin
wanneer een wetswijziging valt te verwachten.
De heer Brandsma heeft gezegd dat zijn rechtsgevoel meer bevredigd
was geworden, als het college had uitgesproken dat er gestopt moet wor-
den met fluorideren. Men kan natuurlijk ook stellen dat de uitspraak van
de Hoge Raad nog zijn loop moet hebben; het Hof moet opnieuw zijn
beslissing nemen met inachtneming van alle feiten, waardoor het rechts-