207
30 augustus 1973
even moeilijk gehad; hij 'heeft daarom ook een voorbehoud gemaakt in de
commissie of het nu wel verstandig is om deze verordening op dit mo-
ment in de huidige vorm vast te stellen als men en spreker is daar vrij-
wel zeker van weet dat de verordening waarschijnlijk op korte termijn
weer aangepast zal moeten gaan worden. Gezien echter de bereidheid van
het college om zo nodig deze wijzigingsvoorstellen in de raad te brengen,
en verder gezien de wens van het college om gelijktijdig met de overdracht
van de rioolzuiveringsinstallatie, ook deze Lozingsverordening vast te
stellen omdat deze daar zo nauw mee verbonden is, heeft zijn fractie be-
sloten om met de vaststelling op dit moment akkoord te gaan, met inacht-
neming dus van het door het college toegezegde overleg. Tenslotte dringl
spreker er op aan, dat bij de toepassing van deze verordening, in overleg
met de regio, gebruik gemaakt gaat worden en spreker zou willen dat
het college dat inbrengt van een aantal vastgestelde aanvraagformu-
lieren, beroepsformulieren, enzovoort, om een zo eenvormig mogelijke wijze
van aanvraag en afdoening van de formaliteiten te kunnen laten plaats-
vinden.
De heer De Ruiter merkt op dat het naar schatting 15 tot 20 jaar studie
heeft gekost om de bouwverordeningen van de verschillende gemeenten om
te zetten in één algemene bouwverordening die overal kon gelden. Als men
nu begint met overai verschillende Lozingsverordeningen vast te stellen,
dan ligt de vrees voor de hand dat men straks weer in langdurige proce-
dures en overlegsituaties zal komen om het dan ongetwijfeld belangrijke
doel van een gemeenschappelijke Lozingsverordening tot stand te brengen.
Persoonlijk is spreker er voorstander van om deze verordening nu niet vast
te stellen en eerst eens het onderzoek naar wat andere gemeenten doen, in
het bijzonder Haarlem, af te ronden. Hij weet niet of er een tijdsfactor is
die zo sterk dwingt dat de verordening nu moet worden vastgesteld, maar
anders geeft spreker in overweging om eerst het onderzoek af te ronden
en daarna met een verordening te komen, die niet een maand later al ge-
wijzigd moet worden.
In één van de commissievergaderingen heeft spreker bezwaar gemaakt
tegen een bepaald onderdeel van deze verordening, en die bezwaren zijn
ondanks de daarover ontvangen brieven, bij hem nog niet helemaal weg-
genomen. Hij heeft moeite met de artikelen 4, 10 en 14, en wel in het bij-
zonder in hun samenhang. In artikel 4 wordt een termijn van 6 plus
eventueel 2 maanden gesteld, waarbinnen burgemeester en wethouders op
een aanvrage moeten beschikken. In artikel 10 wordt gesteld dat Rijnland
zelf 2 maanden krijgt om een beslissing te nemen, en dat geen bericht
vo°r &een bezwaar geldt. In artikel 14 geeft het college als één van de
gronden van beroep bij de raad aan, dat burgemeester en wethouders geen
beslissing hebben genomen. Spreker meent dat hier zo duidelijk verschil-
lend wordt gehandeld tussen gemeente en Rijnland onderling, als tussen
gemeente en aanvrager onderling, dat hier op zijn minst een opmerking op
zijn plaats is. Hij begrijpt ook eigeniijk niet goed waarom artikel 4 niet in
zoverre dwingend is dat het college ook inderdaad gehouden zal worden
om haar beslissing binnen 6 plus 2 maanden te nemen. Uiteindelijk staat
in dat artikel dat dit moet gebeuren, zodat het logisch zou zijn ais ook
daar geen bericht als geen bezwaar wordt aangemerkt. Op zichzelf lijkt
het gevaarlijk, maar het is het natuurlijk helemaal niet, omdat, als het
college m tijdnood komt. het ongetwijfeld een afwijkende beschikking zal
geven. Maar wel is het zö dat hiermede wordt voorkomen dat zaken onno-
dig slepend kunnen worden gehouden en spreker zag dat stuk rechtszeker-
heid van de aanvrager wel graag in deze verordening verwerkt.
De voorzitter meent dat er misschien een accentverschil in de commis-
sie te vmden was omtrent de vraag, in hoeverre de band hoogheemraad-
schap-gemeente een belangrijke zal blijven, ook nog verder dan tot de tijd