121
3e afd.
29 november 1973
INVOERING ONROEREND-GOEDBELASTINGEN
Heemstede, 2 oktober 1973.
Aan de Raad,
Inleidlng.
In onze nota van aanbieding bij de begroting 1973 spraken wij de ver-
waohting uit, dat wij in de loop van 1973 een voorstel zouden doen tot
invoering van de onroerend-goedbelastingen met ingang van 1975.
Zoals u bekend is, dient, om de 'heffing van deze belastingen in 1975 te
kunnen realiseren, de verordening 'inzake deze belastingen vöör 1 januari
1974 aan de minister van financiën ter kennis te worden gebracht.
Wettelijke bepalingen.
Door de wet van 24 decemlber 1970 (Stb. 608) is de mogelijkheid ge-
sdhapen over te gaan tot heffing van belastingen op onroerend goed in
het kader van het streven naar verruiming van het gemeentelijk belas-
tinggebied. De nieuwe artikelen 273, 302 en 303 van de gemeentewet, bij
voornoelmde wet vastgesteld, geven een omlijnlng, waarbinnen de gemeente
zich moet bewegen bij het verwerkelijken van deze mogelijkheid.
Bij Koninklijk besluit van 14 oktober 1971 (Stb. 616) is het ,,Resluit
gemeentelijke onroerend-goedbelastingen" vastgesteld, dat een nadere uit-
werking geeft van voornoemde wetsartikelen.
De onroerend-goedbelastingen worden geheven van:
a. De feitelijke gebruikers van een onroerend goed;
b. De zakelijk gerechtigden van een onroerend goed.
Kradhtens artikel 281 van de gemeentewet is de Algemene wet inzake
rijksbelastingen 1959 (Stb. 301) van toepassing op de onroerend-goedbe-
lastingen, behoudens de in het derde hoofdstuk van titel VI van de ge-
meentewet genoem.de uitzonderingen.
Vervallen bestaande belastingen.
Bij de invoering van deze belastingen dodh uiterlijk met ingang
van 1 januari 1979 zullen de thans bestaande rijks- en gemeentelijke
belastingen terzake van onroerend goed, te weten, de grondbelasting, de
personele belasting en de straabbelasting, vervallen. Zoals bekend, wordt
de personele 'belasting geheven van de gebruikers van woningen; de grond-
en straatbelasting worden géheven van de zakelijk gerechtigden.
Met uätzondering van 50 opcenten op de personele belasting, 190 op-
centen op de grondbelasting voor gebouwde eigendommen en 60 opcenten
op de grondbelasting voor ongebouwde eigendommen, die ten bate van
het rijk komen, gaat de opbrengst van deze belastingen naar de gemeente.
De opforengst van deze thans geheven belastingen kan voor het jaar
1974 als volgt worden geraamd:
Ten bate van de gemeente.
1. Personele belasting
2. Grondbelasting
3. Straatbelasting
Ten bate van het rijk.
1. Personele foelasting
2. Grondbelasting
Totaal: f 684.000,f- 1.209.000,1.893.000,
Ten laste van de l en laste van ae
gebruikers zakelijk gerechtigden
570.000,—
f 280.000,—
600.000,—
114.000,—
329.000,—
f 684.000,— 1.209.000,—