3e afd. 29 november 1973 121 Indien de gemeente door heffing van onroerend-goedbelastingen een evengroot bedrag kan realiseren, dan zullen de inkomsten van de ge- meente dus met 114.000,f 329.000,f 443.000,toenemen, zijnde de opcenten personele belasting en grondbelasting, däe thans aan het rijk toevallen. Limiet belastingopbrengsten. De onroerend-goedbelastingen zijn in artikel 273, lid 5 van de gemeente- wet als volgt begrensd a. Onroerend-goedbelasting gebruikers 12%; b. Onroerend-goedbelasting zakelijke gerechtigden 15% van de algemene uitkering uit 'het gemeentefonds, verminderd met de uit- kerSng voor sociale zorg. Dit betekent, dat de gebruikersbelasting in 1975 niet meer dan ca. 1.000.000,en de belasting zakelijk gerechtigden niet meer dan ca. 1.250.000,zal mogen opbrengen. Taakverdeling. De taakverdeling tussen rijk en gemeente is voor de heffing en invor- dering van deze belastingen als volgt wettelijk vastgelegd. De gemeente verzamelt de gegevens voor het opleggen van de aan- slagen en zendt deze aan de rijksbelastingdienst. De rijksbelastingdienst vervaardigt en verzendt de aanslagbiljetten en draagt zorg voor de invordering van de belastingen. De gemeente besliist op bezwaarschriften en treedt op in beroepsproce- dures bij het Gerechtshof en de Hoge Raad. Keuze heffin'gsgrondslag. Blijkens het tweede lid van art. 273 van de gemeentewet, moet de ge- meente kiezen tussen de volgende grondslagen 1. De waarde, welke aan het onroerend goed in het economisch verkeer kan Worden toegekend; 2. De oppervlakte van het onroerend goed, na toepassing van vermenig- vuldigingscijfers voor aard, ligging, kwaliteit en soort gebruik. De belasting op gebruikers en op zakelijk gerechtigden moet naar de- zelfde grondslag worden geheven. Oppervlaktegrondslag. Aanvankelijk waren wij van mening, dat de oppervlaktegrondslag een meer o'bjectieve maatstaf voor de heffing zou opleveren, die tevens minder aan veranderingen onderhevig zou zijn, dan een waardegrondslag, die vooral in deze tijd van sterk in beweging zijnde prijzen, regelmatig aan- passing behoeft. Bij nadere bezinning over dit keuzeprobleem is ons evenwel gebleken, dat aan hantering van de oppervlaktegrondslag grote nadelen kleven. Het blijkt n.l. nagenoeg onuitvoerbaar de vermeningvuldigingsgetallen in de verordening zodanig vast te stellen, dat een billijke verdeling van de be- lastingbedragen wordt bereikt. In het ,,Besluit gemeentelijke onroerend- goedbelastingen" zijn in artikel 8 minitieuze meetvoorsöhriften opgeno- men, die moeten worden toegepast bij bepaling van de oppervlakte. Het verzamelen en vastleggen van de metingen zal zoveel tijd in beslag nemen, dat aan invoering van de onroerend-goedbelastingen in de eerstkomende jaren niet te denken zou vallen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1973 | | pagina 12