3e afd. 29 november 19T3 121
Mocht bij nadere uitwerking blijken, dat de globale sohatting van
f 750.000.000,aanzienlijk van de werkelijkheid afwijkt, dan zullen wij in
de loop van 1974 u een voorstel doen tot bijstelling van het tarief.
Verschuivingen belastingdruk.
De gebruikers van woningen zullen in 1974
aan personele belasting moeten betalen ca. f 684.000,
In 1975 zal een belasting onroerend goed
worden geheven van 750.000,
De groep gebruikers van onroerend goed,
geen woningenj zijnde, zijn thans niet als
zodanig betrokken in een onroerend-goedbe-
lasting.
Deze groep, derhalve de gebruikers van be-
drijfspanden, zoals fabrieken, winkels, kan-
toren, enz. vormen derhalve een nieuwe belas-
tingplichtige groep; deze groep zal naar ra-
ming in totaal aan belasting betalen 130.000,
620.000,—
Minder op te brengen door gebruikers van woningen in
totaiiteit f 64.000,
De zakelijk gereohtigden zullen in 1974 aan grond- en
straatbelasting betalen 1.209.000,
In 1975 zal van hen wegens belasting onroerend goed wor-
den geheven 1.125.000,
Minder op te brengen door zakelijk gerechtigden in totaliteit 84.000,
Wij willen niet verhelen, dat al zal de toelastingdruk in totaiiteit niet
toenemen, in de verhouding tussen de belastingplichtigen onderling, zich
vrij aanzienlijke verschillen kunnen voordoen. Wij noemden hierboven
reeds de nieuwe groep belastingplichtigen, n.l. de gebruikers van de niet-
woningen. Maar ook inzake de be'lasting zakelijk gerechtigden zullen zich
verschuivingen voordoen, omdat de sterk verouderde kadastrale opbreng-
sten worden losgelaten. Hetzelfde geldt voor de getoruikers van woningen.
Hét systeöm van de personele belasting met o.m. een belastingvrij be-
drag, de grondslag meubilair, leidt tot andere uitkomsten dan met de
grondslag waarde in het economisch verkeer zal worden verkregen.
Vrijsteliingen.
Ingevolge art. 273 van de gemeentewet mogen de onroerend-goedbelas-
tingen niet worden geheven van ten behoeve van de land- of toostoouw be-
drijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond. Hier is eigenlijk geen sprake
van vrijstelling, maar van beperking van de heffingstoevoegdheid.
Het „Besluit gemeenteiijke belastingen onroerend goed" verplicht de
gemeente de volgende objecten vrij te stellen:
a. Gebouwde eigendommen met hun aanhorigheden, welke in hoofdzaak
zijn bestemd voor de opentoare eredienst of voor het houden van open-
bare bezinningssamenkomSten;
b. Ongebouwde eigendommen, welke deel uitmaken van op de voet van de
Natuurschoonwet 1928 (Stb. 63) aangewezen landgoederen;
c. Natuurterreinen, enz. toeheerd door instellingen, die uitsluitend of na-
genoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen.