121
3e afd.
29 noveinber 1973
3. woning:
een gebouwd eigendom of gedeelte daarvan als bedoeld in 1, letter a,
onderscheidenlijk letter c, dat in hoofdzaak is bestemd of wordt ge-
bruikt voor woondoeleinden.
Heffingsgrondslag.
Artikel 4.
1. Voor de vaststelling van de heffingsgrondslag wordt de waarde in het
economisch verkeer bepaald op die welke aan het onroerende goed dient
te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan
zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger het goed in de
staat waarin het zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in
feitelijk gebruik zou kunnen nemen.
2. Indien van een onroerend goed, als bedoeld in artikel 3, onder ten
eerste, letter c, niet een zelfstandige waarde in het economische ver-
keer kan worden vastgesteld, wordt die waarde gesteld op een even-
redig deel van de waarde in het economische verkeer van het eigen-
dom, waarvan het deel uitmaakt.
3. Bij de toepassing van het eerste lid blijft buiten aanmerking de waarde
van tot 'het onroerende goed behorende, daaraan al dan niet aard- of
nagelvast verbonden werktuigen, welke verwijderd kunnen worden met
behoud van hun waarde als zodanig en niet op zichzelf als gebouwde
eigendommen zijn aan te merken.
4. Bij toepassing van het eerste lid blijft buiten aanmerking de invloed,
welke de bouw of verbouwing van een gebouwd eigendom heeft op de
waarde in het economische verkeer van het onroerende goed, zolang^
die bouw of die verbouwing nog niet is voitooid, dan wel zolang dat
gebouwde eigendom nog niet gereed is gekomen voor feitelijk gebruik
overeenkomstig de bestemming, die met de bouw of verbouwing wordt
beoogd.
5. Indien met betrekking tot een onroerend goed de bouw of de verbou-
wing van een gebouwd eigendom nog niet is voltooid, doch wel zover
is gevorderd, dat een gedeelte daarvan in feite'lijk gabruik kan worden
genomen overeenkomstig de bestemming, die met die bouw of die ver-
bouwing voor het gehele gebouwde eigendom wordt beoogd, wordt bij
het vaststellen van de heffingsgrondslag de invloed, welke die bouw
of die verbouwing heeft op de waarde in het economische verkeer voor
dat onroerende goed, in aanmerking genomen, voor zover deze kan
worden toegeschreven aan het voor feitelijk gebruik gereed gekomen
gedeelte.
Voor zoveel nodig is voor de waardering van evenbedoeld gedeelte het
tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat
voor de in dat 'lid bedoelde waarde in het economische verkeer van het
eigendom in de plaats treedt de onderstelde waarde in het economische
verkeer, welke aan het gebouwde eigendom zou moeten worden toe-
gekend, indien de bouw of de verbouwing reeds geheel was voltooid.
6. Indien met betrekking tot een onroerend goed een gebouwd eigendom
geheel wordt verbouwd, gepaard gaande met gedeeltelijke afbraak en
met herbouw, een en ander van een zodanige omvang, dat naar maat-
schappelijke opvatting met die verbouwing de stichting van een geheel
nieuw gebouwd eigendom wordt beoogd, wordt voor de duur van de
•verbouwing en onverminderd het bepaalde in het vijfde lid, bij het
vastste'llen van de heffingsgrondslag de ondergrond van het gebouwde
eigendom aangemerkt als een ongebouwd eigendom.