20 december 1973
322
gengaan van bromfietslawaai, e.d. Zou onze indruk juist zijn, dan dient
naar onze mening hiervoor in onderling overleg naar passende oplossingen
te worden gezocht.
Ditzelfde geldt trouwens voor meer gemeentelijke diensten. Wij hebben
het vaker gezegd, en wij herhalen het bij deze gelegenheid: naar onze
mening moet het als een leemte worden beschouwd dat de raadsleden
weinig of geen bemoeienis hebben met het personeelsbeleid in algemene
zin. De nieuwe raad zal zich hierop toch eens moeten bezinnen.
Voor wat de financiële opzet van de ibegroting betreft, doet het ons
deugd dat het college er wederom in geslaagd is de eindjes aan elkaar te
knopen. De begroting sluit met een saldo onvoorzien van 573.000,
welk bedrag beschikbaar is voor o.m. rente en aflossing van komende
investeringen.
Toch biedt deze begroting een zwakker beeld dan de voorgaande begro-
ting. Opvallend en tevens teleurstellend is immers, dat de groei van het
totaal-cijfer die vorig jaar 18% bedroeg thans niet boven de 10%
uitgaat. Deze 10% gaat vrijzeker geheel verloren aan prijsstijgingen, het-
geen impliceert dat wij blij mogen zijn indien wij er in slagen het ver-
zorgingsniveau van 1973 onverkort te handhaven. Voor de aanpak van
geheel nieuwe taken is derhalve geen duit beschikbaar. Voor ons rijst hier
de vraag of wij te maken hebben met een verkrapping van de financiële
middelen, dan wel met het bereiken van een verzadigingspunt in de ge-
meentelijke voorzieningen. Dit laatst komt ons wel wat onwaarschijnlijk
voor in een tijd waarin iedereen spreekt van een uitbreiding van ge-
meentelijke taken. Wil het college hierop zijn visie eens ten beste geven?
Ben enkel woord nog over de wijze waarop de begroting sluitend moest
worden gemaakt. Hiertoe werd uit een viertal bronnen geput, t.w.
drieeneenhalve ton uit de bedrijfswinst van het gasbedrijf;
anderhalve ton uit de reserve wegenonderhoud;
een ton uit de algemene reserve;
invoering van een nieuwe, en verzwaring van bestaande belastingen,
tarieven en heffingen.
In het algemeen hebben wij tegen verzwaring van belastingen, tarieven
en heffingen geen bezwaar, mits de noodzaak daarvan wordt aangetoond
en overeenstemming bestaat over de vorm waarin dit dient te geschieden.
Wij gaan namelijk uit van de stelregel dat het college over de geldmid-
delen moet kunnen beschikken welke voor de financiering van de vobr-
genomen taken benodigd zijn.
Anders staat het evenwel met het overhevelen naar de algemene mid-
delen van de bedrijfswinsten en -reserves. Wij zijn de mening toegedaan
dat winsten en reserves van bedrijven in die bedrijven moeten blijven, en
beschikbaar moeten zijn voor de bedrijfsexploitatie. Zij mogen derhalve
niet dienstbaar worden gemaakt aan een verkapte belastingheffing. Dit
zeker niet, zolang de eigenlijke belastingbronnen niet ten volle zijn aan-
geboord.
Nu weten wij wel dat het college deze opvatting niet bestrijdt, maar
haar ook niet in praktijk brengt. Het gébeurt maar bij wijze van uit-
zondering, zegt het college. Maar een uitzondering, waarvan elk jaar ge-
bruik wordt gemaakt, is geen uitzondering meer, maar regel. Daarte'gen
gaat ons ernstig bezwaar.
Mijnheer de Voorzitter, nu overstappende naar een aantal zaken die
voor de gemeente van vitaie betekenis zijn, zou ik achtereenvolgens enkele
korte opmerkingen willen maken over de bestuurlijke organisatie; de ge-
meentelijke voorlichting; de verhouding overheid-burgershet milieubeheer;
het verkeer; het onderwijs en de volkshuisvesting.