20 december 1973
326
En waar is de harmonie van de arbeid, als het werken, door de tot het
uiterste doorgevoerde mechanisatie, slechts als een hinderlijke onder-
breking van de vrije tijd wordt ervaren
En hoe vinden wij nog de harmonie tussen natuur en kultuur, als de
opdracht om de aarde te vervullen en te bebouwen ontaardt in een be-
roven en vervuilen van de aarde Zelden drong zo sterk de verstoring van
de harmonie tot ons door als juist in de laatste jaren. En het is mede onder
deze druk dat het ons wordt opgelegd te zoeken naar samenwerking met
allen die met ons erkennen dat ons werken alleen en uitsluitend gericht
mag zijn op het herstel van deze harmonie. Dat wij, met voorbijgaan aan
historisch gegroeide tegenstellingen, de samenwerking moeten zoeken met
hen die met ons willen werken aan een samenleving waarin weer iets van
die harmonie zichtbaar wordt.
Het is om deze reden Mijnheer de Voorzitter, dat wij met allen in deze
raad willen samenwerken en ons principieel afzetten tegen de gedachte
aan een zogenaamd programeoilege, waarbij bepaalde groepen van een
konstruktieve samenwerking zouden worden uitgesloten. Het is ook om
deze reden dat wij, na aarzeling, blij zijn dat in onze gemeente de samen-
werking met onze vrienden van de K.V.P. wellicht reeds volgend jaar
gestalte zal krijgen in de vorming van één Christelijke fraktie in de raad.
Blij, omdat wij weten, dan met onze bescheiden krachten samen te mogen
werken met anderen aan hetzelfde „Wenkend Perspectief" aan de samen-
leving die, zoals de apostel Johannes profeteert: ,,het licht van de zon
en de maan niet nodig heefit omdat zij verlicht wordt door de glorie van
God, waar de volken, aangetrokken door het licht, naartoe zullen komen
en waar de koningen der aarde hun rijkdom binnenbrengen. En waar de
poorten niet meer gesloten zullen worden omdat er geen nacht meer
heerst".
Na deze, naar het zioh laat aanzien laatste ontboezeming van onze
fraktie in haar huidige personele en politieke samenstelling, zij het mij
vergund Mijnheer de Voorzitter tot de vragen van alle dag terug te keren
en de aandacht te concentreren op de begroting voor het jaar 1974.
Financiën
Allereerst valt met voldoening te konstateren dat ook deze begroting weer
sluitend is. Wel valt op dat het evenwicht dit jaar bijzonder wankel is.
Het beschikken over de winst van het gasbedrijf en een gedeelte van de
reserve hebben wel zeer nadrukkelijk tot het siuitend maken van de be-
groting bijgedragen. Ook is volgens Uw voorstel invoering van een riool-
belasting noodzakelijk. Het is vooral dit laatste waartegen in mijn fraktie
emstige 'bedenkingen leven. Het college argumenteert de invoering van
deze belasting met de inwerkingtreding per 1-1-1975 van de onroerend
goed belasting. Immers, zo zegt zij, bij verhoging van de straatbelasting
zou het maxlmum dat aan de zakelijk gerechtigden mag worden opge-
legd, reeds in 1974 worden doorbroken. Ons inziens doet dit niets ter
zake. De invoering van de onroerend goed belasting maakt de straat-
belasting immers overbodig. De hoogte van deze belasting in 1974 doet
hierbij niets ter zake. Wij zijn dan ook van mening dat de invoering van
de rioolbelasting niet moet worden doorgezet, doch vervangen dient te
worden door verhoging van de straatbelasting. Eerst dan valt over invoe-
ring van rioolbelasting te denken als de onroerend goed belasting tot het
uiterste is benut. Burgemeester en Wethouders kunnen thans nog niet
waarmaken dat dit reeds in 1975 het geval zal zijn. Het invoeren van een
nieuwe belasting met alle extra rompslomp van dien, achten wij onjuist.
Wij zullen op dit punt morgen bij de taehandeling van het afdelingsverslag
zeker nog terugkomen.