347
20 deeember 1973
gebruikers van dat lokaal de Herenweg moeten passeren. De heer Willemse
deelde eobter mede dat er aan de Blekersvaartweg één of twee gymnas-
tiekzalen zullen worden gebouwd. Dat laatste lijkt spreker een veel juis-
tere oplossing, vooral ook omdat het er nog twee zouden kunnen worden.
Hij neemt aan dat er een misverstand bestaat tussen de beide wethouders.
Ook spreker wil wel een zekere rivaliteit aanvaarden tussen de twee
schooladviesdiensten, maar hij meent, waar het gaat om begeleiding van
het onderwijs, dat er in ieder geval tussen de twee diensten een uitwis-
seling zou kunnen komen van ervaringen die men opdoet en van initiatie-
ven die in eigen kring ontstaan, om daarmede elkaar niet te beconcurre-
ren, maar te steunen en te helpen en elkaar op het goede pad te helpen
brengen, want een en ander moet natuurlijk wel een bepaalde ontwikkeling
doormaken.
Inzake de verdeelsleutel bij de woningbouw merkt spreker op dat hij niet
bedoeld heeft te zeggen dat de webhouder de sleutel niet heeft toegepast,
maar dat hij dit niet waar heeft kunnen .maken. Achter die sleutel zat
de gedachte van 56% goedkope woningen en 44% andere woningen. Dat
nu is niet waar kunnen maken, omdat de ontwikkeldng van de bouw-
kosten dat onmogelijk heeft gemaakt. Elfen groot deel van de mensen heeft
dus, wat men hen heeft toegedacht, niet kunnen krijgen. De wethouder
heeft toen gevraagd, en de heer Rücker heeft daar op ingehaakt, wat
spreker nu eigenlijk met die privileges wil. Spreker wil niet de hele maat-
schappij ondersteboven gooien, doch meent dat als men echt een oplossing
wil, men dan zal moeten peuteren aan de grondslagen van onze maat-
schappij. Spreker heeft met opzet het woord „peuteren" genoemd om het
college niet af te schrikken. In dit verband noemt spreker nivellering van
inkomens. Spreker vraagt waarom een arbeider, die zijn volle dagtaak
verricht en op zijn wijze, zijn plaats, zijn diensten aan de gemeenschap
verricht, niet in staat is om de huur te betalen van een eenvoudige nieuw-
bouwwoning. Dat begrijpt spreker niet. Daarom moet men dat zo ver-
anderen dat hij dat wél kan, en dat betekent inderdaad hier en daar wat
peuteren aan de opzet en de grondslagen van onze samenleving.
Inzake het plan Rijnsburger maakt wethouder Van Wijk de indruk alsof
men dit plan niet serieus moet nemen, terwijl wethouder Verkouw zelf
naar dat plan is gaan kijken en een stedebouwkundige op het spoor van
dat plan heeft gezet. Niet om het nu ook te gaan uitvoeren, maar om er
kennis van te nemen. De intentie die achter de beide standpunten zit, is
naar sprekers opvatting nogal verschillend. Spreker is van mening mis-
schien verwerpt hij het plan Rijnsburger ook wel, dat weet hij niet, want
hij heeft het nog niet helemaal kunnen bezien dat men er wel serieus
tegenover moet staan en de man volkomen in zijn goede bedoelingen moet
respecteren.
Inzake het personeelsbeleid heeft spreker inderdaad gedacht aan de
nieuwe raad, omdat de oude raad er toch niet meer aan toe komt.
De heer De Ruiter heeft de onheilsprofeï|(ie van de wethouder voor de
financiën ook ditmaal weer over zich laten komen. Hij meent wel te
mogen constateren dat het verschil in uitgangspunt voornamelijk ligt in de
verwachting die men van de komende jaren op fdnancieel terrein heeft.
Spreker deelt enigszins de bezorgdheid van de wethouder inzake de
plaatsing van de vraag over het jeugdzorgwerk, omdat spreker het jeugd-
zorgwerk als zodanig een belangrijke zaak vindt. De wethouder herinnert
zich ongetwijfeld hoe indertijd toen de Vrije Universiteit gesticht werd
dit ook uit eigen middelen werd opgebracht. Op een gegeven moment
echter lopen de lasten zo uit de hand, dat zelfs bij een subsidie van 95%
het restant van de lasten niet meer is op te brengen. Deze ontwikkeldng
doet zich eigenlijk op alle gebieden voor, Wciar een organisatie taken over-
neemt, waar personeelslasten aan verbonden worden, huisvestingskosten,
enzovoort. Dit gaat zodanig uitgroeien buiten het oorspronkelijke bestel