16
31 januari 1974
Ook in Zuid-Kennemerland wordt op technisch gebied samengewerkt en on-
der die bescherming leven wij reeds dag en nacht. Maar daarnaast zijn
stappen gezet - de brandweercommandanten hebben dienaangaande reeds
belangrijk werk verricht - om tot een geregionaliseerde brandweer en zo
mogelijk in een vroeg stadium de brandpreventie een heel belanqrijke
plaats te doen innemen. Het is zelfs zo dat ook in onze gemeente, en
bij de vergeljkbare gemeenten ligt dat niet anders, mensen zich full-
time aan de brandpreventie zullen moeten wijden. Het is ondenkbaar om
ait als een bijtaak te beschouwen; in den lande zijn tröuwens ettelij-
ke voorbeelden van geregionaliseerde brandweren, waarbij de brandpre-
ventie een van de eerste zaken is die men heeft aangepakt.
De brandpreventieverordening waar we dus nu over praten is een belang-
rijke stimulans op die weg en heeft eenvoudig geregionaliseerde brand-
weer nodig om het tot een werkelijk levende praktijk te maken. Een be-
langrijk punt bijde brandpreventie is de positie van de burqer, en dan
bedoeK spreker niet alleen de burger die inrichtingen heeft met ge-
vaarnjke stoffen of met vele mensen daar verblijvend. De suggestie van
de heer Van der Hulst om afgestemde voorlichting te geven rondom deze
verordemng wil spreker zeker niet in de volle betekenis, zoals die is
gesteld, ais op zich niet van belang zijnde afwijzen, maar hij wil wel
wijzen op de mogeljkheden waar de heer Van der Hulst ook op gewezen
neett, namelijk dat wij gebruik maken van een instituut, in welks keu-
ken ook spreker een beetje werkzaam mag zijn - het nationaal brandpre-
ventieinstituut - dat uitgebreid materiaal heeft. Spreker wil gaarne
in dat verband ook over de suggestie van de heer Van der Hulst in over-
ieg met de plaatselijke commandant en zijn kader, over deze zaak eens
nader zijn gedachten laten gaan.
Naar aanleiding van de opmerking van de heer Van Emmerik over het juri-
disch aspect van deze verordening met betrekking tot de bestaande A.P.V.
wnrdrS?^!r' als de brandpreventieverordening in de harde praktijk
wordt toegepast, en hij laat daarbij even onbesproken de mogelijkheid
ae^in mif neme"de/an 6en bePaalde situatie in Heemstede, een maatre-
gei in allereerste fase genomen moet worden, hetgeen ook volqens de
SnanïnHVLnn1wV8K0rdHnin9 mo?ell'jk is> hij 2onber meer aanneemt dat men
van9mï h!? k brandPkreventieverordening kan handelen. Spreker gaat er
van uit dat het ondenkbaar is dat op grond van een doeltheorie een
a.r.v op het stuk van de brandpreventie op een ander doel qericht zou
zijn dan de brandpreventieverordening beoogt.
Spreker zou dit niet durven zeggen van elk hoofdstuk/rubriek van de
a.r.v., want in de commissie wordt al zolang gesproken over welke
waardë men moet toekennen aan bepaalde rubrieken in de A.P.V. En dan
i,!\.Sj °P 9^ond van de al9emene regels van wetgeving dat de
laatst door de raad vastgestelde verordening kracht heeft boven eerder
?es verordeningen die hetzelfde doel beogen.
a! a o beroePsbePalingen betreft is het mogelijk dat we daaraan voor
A.P.V. zonder meer veel zullen hebben; uiteraard blijft dat een
zaak waar ook de raad voor geïnteresseerd blijft en als wat dat be-
treft de beroepsregelingen in de A.P.V. bepaalde nieuwe gezichtspun-
ten zouden vertolken die door de raad worden aanvaard, dan ziet spreker
geen moeilijkheid om diezelfde wetenschap ook in onze brandpreventie-
verordenmg over te nemen. Een wisselwerking acht hij dus zeer wel