30 mei 1974
13
de werkgroepen vraagt hij hoe het college denkt öe samenstelling daar-
van to+ stand te brengen, want het welslagen van deze struktuur hangt
af van de vertegenwoordigersDaaraan koppelend vraagt hij ot hev oe
bedoeïing is dat raadsleden al dan niet zitting nemen in zo'n vertegen-
woordigersgroep.
De fraktie van de heer Jaqer is uitermate verheugd dat het college
met dit voorstel is gekomen. Hij vindt daarin zeer veel terug van de
nota die op 15 januari door zign fraktie is uitcebracht tcn aaiV®"
van deze zaak. Bij het onderdeel "het begeleider. van de Tnspraakpro-
cedure" zegt het college dat het contactorgaan ook projecteiding kan
worden qenoemd. Spreker vraagt of hetgeer, bij ad 3, onder a, staav
vermeld namelîjk: "de deskundigen op het gebied van inspraakprocedu-
res van'de volkshogeschcol Bergen, het Provinciaal Opbouworgaan en heu
Instituut Stad en Landschap" niet het gevaar in zich bergt aat het de
onafhankelijkheid van de inspraakprocedure m gevaar zou kunnen breng
Hii is het met het college eens dat in het ccnuactorgaan de adviseur
van de aemeente op het gebied van de ruimteiijke ordemng, dus hec
Instituut Stad en Landschap - spreker denkt met name aan de heer Van
informatieve taak van het contactorgaan in werkelijke zin waar t-l<un
nen maken Sprekers vraag is echter of het nu wel verstandig s om bij
het losmaken van de meningen in de werkgroepen ook de
ne van het Instituut Stad en Landschap te betrekkcn, dat zou tot ver
warring aanleiding kunnen geven. Wellicht zou het college kunnen aan-
geven of het ook van mening is dat de begeleiding van fatsvinden en
gesprekstechnische zin zo onafhankeljjk mogelijk moet Plaatsvl"d
dat de indruk vermeden moet worden dat daarin toch weer de a -
van de gemeente een belangrijke rol spelen.
Wat betreft het instituut hoorzittmg gelooft hij oat het juist is dat
er zeel wel moraenten zullen zijn dat ook fen ^hoorzitting een zec^aoe-
kwaat middel is voor een stuk inspraakverlemng Je1J"^lhf"®arak.
moet alleen onderkennen dat de hoorzitting veelal een kara
ter heeft en niet tot een werkelijk dialoog aanleiding kan geven. ,oa
op zich kan een hoorzitting duidelijk ook zijn nut hebben. Wat Jetre^t
de werving en de samenstelling van de werkgroepenwil spreker nogmaais
nadrukkelijk stellen dat men inderdaad niet te optmjsttsch moet jn
over de representativiteit van dit soort mspraakpt ocedures Mj ge
looft dat men daarover niet teveel illusies mcet hebben, en dat men
niet mag stellen dat deze groepen a^s ,vertef r'w°^d^f ^al met name van
aezien kunnen gaan worden. Hij meent dan ook, maar dat za, met ncme van
de begeleidende instanties afhangen, dat werving voor de groepen een
vrij open zaak zal moeten zijn en dat het bëst imogefJk zou kunnen z jn
dat op een gegeven moment een zodanige aanmeiding plaatsv -
Z nog zinvolle groepjes behouden qua omvang, er per w,jk em e groe-
pen meer zullen moeten komen, die dan tezamen voor d^e mjk aan die
insoraak meedoen. Spreker gelooft daarom dat men met het getal 1Q dat
in het voorstel van het college als mogelijKheio genoemo is en dat in ae
oers helaas nonal wat grote nadruk heeft gekregen, voorzicntig moet zijn
5.Î Teieïî vlst te 1 eggen. HiJ seent d.t 1n de penod.tejjsen
nu als het besluit door de raad genomen zou woraen, en de el.9er,1!d*e.
stârt van de procedure, met behulp van de organen die daarbij worden i
geschakeld, bekeken zal moeten worder, op welke wijze dne groepen gevuld
kunnen worden en hoeveel er dan nodig zuilen zijn.
sSSÏÏ-l S d lheer Steeefker, - ztt,