4e afd. 27 juni 1974 81 inwilliging van de aanvraag om een vergunning dreigt teleiden tot aantasting van de openbare orde, de gezondheid, de veiligheid en de welstand, alsmede, voor zover de in artikel 2 zesde lid genoemde verordeningen of het krachtens die verordeningen bepaalde daarin nist voorzienin het belang vsn het ncituur- en Isndschâpsbeheer of de milieuhygiëne en aan dat bezwaar dcor het verbinden van voor- schriften aan de vergunning redelijkerwijs niet kan worden tegemoet gekomen. 2. Onverminderd het bepaaide in het voorgaande lidwordt een kampeer- exploitatievergunning in ieder geval geweigerd indien op de '-aro~ peerplaats geen deugdelijke sanitaire voorzieningen in voidoende mate voorhanden zijn. Artikel 13. Geldigheid van een vergunning. 1, Een vergunning geldt zowel voor degenen te wiens naam Zij is gesteld, als voor zijn recntverkrijgenden. 2. Burgemeester en wethouders schrijver, de vergunning op verzoek van de houder of diens rechtverkrijgenden over op naam van een rechtsopvol- ger. Artikel 14. Het intrekken van een vergunning. 1. Een vergunning mag alleen en moet worden ingetrokken: a. indien blijkt dat zij is verstrekt op grond van onjuiste of onvol- ledige gegevens; b. wanneer het betreft een gewone kampeerexploitatievergunning, indien met de exploitatie binnen drie jaren na de datum van afgite van de vergunning geen begin is gemaakt; c. wanneer het betreft een gewone kampeerexploitatievergunning, indien het toelaten van het houden van verblijf op of in de kampeerplaats gedurende langer dan twee jaren niet is uitgeoefend; d. indien het onderhoud van de voorzieningen niet zodanig gebeurt, dat aard en functie daarvan gewaarborgd zijn; e. indien de voorschriften, verbonden aan de vergunning, niet in acht worden genomen; f. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of in- zichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat het van kracht blijven van de vergunning op cnaan- vaardbare wijze het belang zou schaden van het natuur- en iandschaps beheer of van de mi1ieuhygiëneterwijl aan dat bezwaar door het stellen van nadere voorschriften redeîijkerw;js niet kan worden te9e moet gekomen, een en ander voor zover in het beschermen van dat be- lang niet is voorzien bij de in artikei 2 zesde lid genoemde veror- deningen of het krachtens die verordeningen bepaalde. -9-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1974 | | pagina 23