4e afd.
27 juni 1974
82
4. Aan de eigenaar of houder van een gevangen hond wordt zo raogelijk be-
richt gegeven van het vangen.
De eigenaar of houder is verplicht het dier binnen veertien dagen na
de datum van het bericht op te halen of te doen ophalen, zulks tegen
betaling van de gemaakte kosten van onderhoud en voeding. Indien de
hond niet binnen de gestelde termijn wordt opgehaald ofindien aan
de eigenaar of houder geen bericht van het vangen kon worden gegeven
binnen veertien dagen na de datum waarop het d'ier is gevangen, be-
slissen burgemeester en wethouders welke voorzieningen moeten worden
getroffen.
Artikel 53.
Ieder is verplicht ervoor te zorgen, dat een onder zijn hoede staande
hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op het gedeelte van de weg dat
in het bijzonder is bestemd of mede bestemd voor verkeer van voetgangers.
Artikel 54,
Het is de eigenaar, houder of hoeder van niet-uitvliegend pluimgedierte
verboden dit op de weg los te laten lopen.
Artikel 55.
De gebrui ker en/of eigenaar van een stalhok of ruimte bestemd voor het
verblijf van dieren, is verplicht deze zodanig ingericht te hebben, aat
de dieren bij brand snel en gemakkelijk verwijderd kunnen worden.
Artikel 56.
1. In andere gevallen dan die waarin de wettelijke voorschriften omtrent
bescherming van in het wild levende vogels of de Jachtwet van toepas-
sing zijn, is het verboden op eens anders grond of inhet daarop
staande houtgewas, op de weg of op voor de openbare dienst bestemde
grond vogels te vangen of vogelnesten uit te halen of te beschadiaen,
dan wel een klepkooi, lokvogel, lijmgard, net, klem, val of dergelijk
toestel tot het vangen van vogels te plaatsen of te hebben zonder
schriftelijke vergunning van de rechthebbende op de grond, respec-
tievelijk van het ten aanzien van de weg of de grond bevoegde gezag.
2. In andere gevallen dan waarin de wettelijke voorschriften omtrent
bescherming van in het wild levende vogels of de Jachtvret van toepas-
sing zijn, is het verboden vogels welke op enigerlei wijze geblind
of verminkt zijn, voorhanden te hebben.
3. In andere gevallen dan die waarin de wettelijke voorschriften omtrent
bescherming van in het wild levende vogels of de Jachtwet van toepas-
sing zijn, is het verboden uit baldadigheid dieren te verontrusten.
4. Onverminderd het bepaalde in de Bestrijdingsmiddelenwet is het ver-
boden vergiften of vergiftige stoffen neer te leggen of te hebben in
tuinen, op wegen.erven of andere plaatsen, tenzij zulks geschiedt
met een redelijk doel en met de nodige zorgvuldigheid.
-10-