4e afd.
27 juni 1974
82
voor' het ledigen c.q. meenemen van die voorwerpen pleegt aan te
melden;
b. op of aan de weg te doorzoeken, om te gooien of uit te storten.
Artikel 121.
In andere gevallen dan die waarin de Hinderwet van tcepassing is, is
het verboden enige bewaarplaats van mest, baggerspecie, vuilnis of
dergelijke afvalstoffen te hebben, nadat burgemeester en wethouders
bij een met redenen omkleed en aan de betrokkene in afschrift medege-
deeld besluit hebben verklaard, dat deze bewaarplaats naar hun oordeel
schadelijk voor de openbare gezondheid is of overigens niet in behoor-
lijke staat verkeert, en, indien door hen maatregelen tot verbetering
zijn voorgeschreven, deze niet binnen de door hen bepaalde termijn
zijn uitgevoerd.
Artikel 122.
De hoofdgebruiker van een gebouw en bij gebreke daarvan de eigenaar is
verplicht te zorgen, dat de goten, riolen en zinkputten, behorende tot
dat gebouw, deugdelijk worden schoongehouden.
Artikel 123.
1. Indien burgemeester en wethouders bij een met redenen omkleed en aan
de eigenaar of gebruiker in afschrift medegedeeld besluit hebben ver-
klaard, dat de toestand van een terrein, een water of van een niet
bij een gebouw behorende waterloop, goot, riool of zinkput naar hun
oordeel schadelijk is voor de openbare gezondheid, dan wel overigens
vervuild of gebrekkig is, is de eigenaar of gebruiker verplicht bin-
nen de door burgemeester en wethouders te bepalen termijn de door
dat college voorgeschreven maatregelen uit te voeren.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is de eigenaar of gebrui-
ker van een terrein, een water, waterloop, goot, riool of zinkput
verplicht de maatregelen te gedogen welke de door of vanwege burge-
meester en wethouders aangewezen ambtenaar ter bestrijding van rat-
ten in het belang van de openbare gezondheid noodzakelijk acht en
hem ter uitvoering van deze maatregelen toegang te verlenen.
Artikel 124.
In andere gevallen dan die, waarin de artikelen 172 en 173 van het Wet-
boek van Strafrecht van toepassing zijn en onverminderd het bepaalde in
de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Verordening bescherming
bodem en grondwater Noord-Holland, is het verboden een pomp, put of an-
der middel tot watervoorziening te verontreinigen.
HOOFDSTUK VI.
Openbare veiligheid.
Artikel 125.
1. Van het bepaalde in artikel 34, lid 1, van het Reglement Gevaarlijke
Stoffen geldt vrijstelling voor zover betreft het afleveren, dan wel
-25-