36 27 juni 1974
schreven normen, voldoende mogelijkheden heeft om een demonstratie
of een toespraak te verhinderen. Hij gelooft dat daarmee voldoende
recnt wordt gedaan aan de redelijke belangen van anderen dan de de-
monstranten.
Een ander beiangrijk punt, dat hem erg aanspreekt, is de kwestie van
het aanbrengen van de gedifferentieerde strafmaat. Hij gelooft dat
dit een van de punten is die de meeste en meest diepgaande discussie
neeft opgeleverd in de commissie voor de strafverordeningen, omdat
daar op een gegeven moment een aantai principiële punten om de hoek
kwamen kijken. Met name van de kant van de heer Van Emmerik en van
spreker ts în de commissie altijd gesteld, en is vrij vroeg al ge-
steid, dat we hier als.raad bezig zijn met een stuk wetgeving en dat
we ons dernalve ook als wetgever hebben te gedragen, en dat tot de
taak van een wetgever behoort het aangeven van de strafwaardiqheid
van de dingen die hij strafbaar stelt. Hij moet dat niet zonder meer
overlaten aan de rechter. De rechter heeft de vrijheid om tussen het
aigemene mimmum en het maximum wat. door de wetgever wordt gesteld
te gaan zitten, maar het maximum dat de wetgever stelt, is gewoon een
uiting van de normen die op dat moment in de maatschappij leven en
die de wei.gever middeis strafbepal ingen gehandhaafd wenst te zien
Spreker îs er gelukkig mee dat deze discussie heeft plaats gevonden
en dat deze keuze is gemaakt.
Wat betreft de criteria waarop op een gegeven moment gekozen is voor
bepaalae artikelen om daar een differentiatie te gaan aanbrengen,
het voigende. Het rs duidelijk dat in een plaatselijke verordeninq
als deze, het vrijwel ondoenlijk is om inderdaad per artikel te gaan
di,.erentieren naar zoveel dagen hechtenis en zoveel geldboete,
beneden de maxima die de gemeentewet ons biedt om te stellen. SDreker
îs dan ook blij met de mogelijkheid die qevonden is om een verschil
te gaan maken, een zeer principieel verschil, tussen het bedreigen
van een vrijheidsstraf en het bedreigen van uitsluitend een geldboete.
Hij gelooft dat in het kader van de gedachtengangdie gelukkig in
onze niaatschappij aan het optreden is, nameiijk dat vrijheidsstraffen
hele moelijke zaken zijn - we zullen er waarschijnlijk in veel geval-
len niet aan ontkomen - we die toch alleen maar zullen moeten opleggen
als dal zinvol lijkt in het kader van de normen die we wiiien bescher-
men of het doel dat met de straf wordt gediend. Hij hoopt dat ook de
raad zal besiuiten tot deze differentiatie.
De motieven waarop men in sommige gevallen tot het bedreigen van een
vrijheidsstraf komt kunnen zeer verschillend zijn. Dat is met name de
Strafwaardigheid die men aangeeft. Openbare orde-elementen zijn vaak
erg belangrijk om daarbij inderdaad dan toch die vrijheidsstraf in
het geding te brengen. Andere zaken, dat is ook het materiële belang
wat er mee gemoeid kan zijn, kunnen een dergelijke vrijheidsstraf
rechtvaardigen. Spreker wil er nog op wijzen, op het gevaar af dat
hij de overige leden van de raad in een wat technisch betoog daar mis-
schien wat mee vermoeit, dat we hier wel met een probleem zitten dat
ook van de kant van het college of van de kant van de raad in een wat
breder verband aangekaart zou moeten worden. Hij meent namelijk dat
we in feite in de commissie met dit ontwerp en met deze keuzen voor
bepaalde artikelen om daar ook hechtenis bij te bedreigen, gedwongen
zijn tot een soort oneigenlijk gebruik van dat middel van bedreigen
van vrijheiasstrafDat wordt veroorzaakt door het feit dat de hooqste
geldboete, die wij op grond van de gemeentewet kunnen opleggen,
f 300,— is. In sommige gevallen is een boete van maximaal f 300,—