5
bestaande uit stalen stijlen, gegalvaniseerd draad en kippegaas, ter
hooate van onqeveer 2 meter.
Voor het aanbrengen van dergelijke afscheidingen 1S op groncvan ar-
tikel 14 van de Bouwverordening en bovendien ingevolge artikel
van de Woningwet een vergunning van burgemeester en wethouders ver-
eist. Hij heeft deze vergunning niet aangevraagd en derhalve
Geîet^oMeffeit dat de afscheiding een zeer inferieur aanzien biedt
en uit een oogpunt van welstand volstrekt onaanvaardbaar îs, zijn
burgemeester en wethouders niet bereid op een eventueei alsnog în te
dienen verzoek een vergunning te verlenen. Het hekwerk is trouwens
ook te hoog: een afscheiding langs een openbare weg mag îngevolge
artikel 302, lid 1, van de Bouwverordening niet hoger zijn aan
b oLde wofindien het erf hoger Hgt d.n 4. weg. l«ter
boven het erf. Andere terreinafscheidingen mogen bij ,n1®
bebouwing (zoals in casu het geval is) met hoger zijn danJJJd°^:n
het hoogste erf. Voor het verlenen van vnjstelling voor wat betre t
de hooate ziin onvoldoende motieven aanwezig.
Nadat de directeur van Openbare Werken na het constateren van de over-
treding de gebruikelijke officieuze aanschrijving had gezonden waar
aan qeen qevolg is gegeven, hebben burgemeester en wethouders de hee.
Schotman op 31 juli 1974 aangeschreven het hekwerk te ^rwijderen bin-
nen een maand na de verzenddatum van hun brief. Mocht hij ook Jeraa"
qeen aevolg geven, dan zal de verwijdemng met gebruik van de in arti-
kel 152 der Gemeentewet gegeven bevoegdheid van gemeentewege, doch
voor rekening van de nalatige, plaats vinden.
De hoqe afscheiding is bedoeld ter beveiliging van de katten van de
heer Schotman (om te voorkomen dat deze op de openbare weg of in de
tuin van de buren komen).
Een afdoende beveiliging is echter ook mogelijk bij een esthetisch
verantwoorde afscheiding met een hoogte van 1 m (langs de weg) en
1.25 (niet langs de weg)
De heer Jager neemt allereerst aan dat het college de heer Schotman
in de zin, zöäTs in het onderhavige voorstel vermeld, zal berichten.
Voorts merkt hij op dat de officiële aanschrijving op 31 juli aan de
heer Schotman is verzonden. Spreker heeft met meer kunnen nagaan cf de
heer Schotman in beroeo is gekomen tegen deze aanschrijvinghetgeen ncg
altijd mogelijk is. Het lijkt hem daarom onverstandig om nu zonder meer
akkoord te gaan met wat het college mededeelt, want dan zou de raa
vooruitlopen op een uitspraak die nog door de commissie voor de beroep-
schriften gedaan zou moeten worden op een eventueel beroep van de heer
SchotmanVerder zet spreker vraagtekens en heeft hij twijfels over de
procedure die kennelijk gevolgd is en blijkbaar meer gevolgd wordt met
betrekking tot officieuze aanschrijvingen van de kant van de directie
van openbare werken. Hij zou daarover eens in de eerstvolgende vergade-
ring van de commissie voor algemene zaken van gedachten willen wisse.en.
De voorzitter merkt op dat deze brief aan de raad een reaktie is op
een aaTschrijving van de dienst voor openbare weirken rormee 1 kan dit
dus geen beroep zijn op een beslissing van het_college. Het C0Jsg
inderdaad qeconfronteerd geworden met klandestiene bouw. ûaarnaast
het natuurlijk mogelijk dat men een bouwvergunmng gaat aanvragen om voor
het gebouwde alsnog toestemming te krijgen.
29 augustus 1974