afd- 29 augustus 1974 H2a.
zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering ten behoeve van
ouders, broers, zusters of meerderjarige kinderen van wie de
overledene kostwinner was.
b. Toegevoegd wordt een 4e lid, luidende:
4. Op de uitkering als bedoeld in dit lid wordt in mindering
gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten
betrekkingen van de gewezen ambtenaar ter zake van diens
overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van artikel
E 13, lid 10 van het Algemeen Ambtenarenreglement, dan
wel krachtens enig wettelijk voorgeschreven verzekering
tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid of onvrijwil1ige werk-
loosheid.
IV. Na artikel 11 wordt een nieuw artikel 12 ingevoegd, luidende
ais volgt:
Artikel 12.
1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de belanghebbende
als bedoeld in artikel 11, .leden 1 en 2, wordt aan de nage-
laten echtgenoot een uitkering toegekend gelijk aan de be-
zoldiging berekend over het tijdvak van de dag van over-
lijden tot de laatste dag van de tweede maand volgende op
die van het overlijden.
Laat de overledene geen echtgenoot na, dan geschiedt de
uitkering ten behoeve van zijn minderjarige wettige of
natuurlijke kinderen dan wel minderjarige pleegkinderen.
Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitke-
ring ten behoeve van ouders, broers en zusters of meerder-
jarige kinderen van wie de overledene kostwinner was.
2. Het bepaalde in artikel 10, leden 2, 3 en 4 is van over-
eenkomstige toepassing.
V. Artikel 12 wordt vernummerd in artikel 13.
VI. Na artikel 13 wordt een nieuwe paragraaf 4 ingevoegd met een
nieuw artikel 14, luidende als volgt: