5
tn'citeitstarieven zou doen verhogen, waarvan niet-weigeraars de dupe
zouden worden, acht zij niet juist. Het afsnijden van de elektriciteit
van weigeraars, wat eiders in den iande wel eens geschiedt, zou de
elektriciteitstarieven ook verhogen, omdat er dan minder elektriciteit
wordt afgenomen; het college zal zich in dit verband ongetwijfeid nog
de klachten herinneren van de elektriciteitsbedrijven tijdens de afge-
lopen oliecrisis, toen iedereen op energie ging bezuinigen.
Spreekster stelt voor om als een dergeiijk fonds wordt ingesteid, een-
zelfde bedrag ais door bezwaarden wordt gestort, uit de aigemene mid-
delen over te hevelen naar het elektriciteitsbedrijfzodat deze
laatste aan zijn verplichtingen kan voldoen. Een dergelijk fonds zal
althans op korte termijn, noch de inhoud noch het doel van de wet
financiering ontwikkeling snelle kweekreactor aantasten. Dat is echter
op dit moment niet het belangrijkste. Wel belangrijk acht zij het om
als gemeente een principiële stem te laten horen.
Voorts brengt zij in herinnering dat in eerdergenoettide raadsvergadering
het college heeft toegezegd de heffing apart op de nota te vermelden.
Sinds de invoering van de verzamelnota's wordt slechts één bedrag ver-
meld. Zij zou graag zien dat deze heffing opnieuw apart wordt vermeld.
Ais het mogelijk is om een bedrag in rekening te brengen van het ver-
moedelijk verbruik, dan is het ook mogelijk om van die voorheffing de
Kaikar-bijdrage te berekenen.
Vervolgens vraagt spreekster wat bedoeid wordt met de opmerking dat
binnenkort tot incassering van de nog niet betaalde Kalkar-heffing zal
worden overgegaan.
Tenslotte vraagt zij wat het coilege van plan is met de weigeraars. Zij
hoopt dat het college het bedrag van de Kaikar-heffing via een ge-
rechtelijke invorderingsprocedure zal invorderen, tenminste indien het
geen apart fonds wil openstellen. Het wapen van de afsnijding acht zij
ten opzichte van de principieel bezwaarden te bot en te zwaar.
De fraktie van de heer De Ruiter denkt over deze aangelegenheid
anders dan de fraktie die zojuist aan het woord is geweest. In de eerste
plaats stelt spreker dat het voor niet-vakmensen buitengewoon moeilijk
is om een oordeel te vellen over deze vorm van energiewinning. Het is
niet aan hem gegeven om, ais het gaat over kernenergie, een keuze te
maken tussen kernsplijting en kernfusie. Een dergelijke keus valt,
meent spreker, ver buiten het raam vanwaar een raad voor kan komen te
staan, tenzij zij toevallig over enkele fysische deskundigen in haar
midden beschikt. Voorzover spreker bekend is dat in deze raad niet of
althans niet in voldoende mate het geval om over dergelijke moeilijke
vraagstukken een oordeel te veilen. Desniettemin kan hij zich voorstel-
len dat er bezwaren zijn tegen de Kalkar-centrale, om welke reden dan
ook. Hij kan zich ook voorstellen dat er ernstige bezwaren zijn en
zou zelfs zover willen gaan dat hij zich zou kunnen voorstelien dat als
hij deskundig genoeg was deze bezwaren zelf ook zou hebben. Alleen,
weten doen wij het niet. Niettemin erkent hij de mogelijkheid van zeer
ernstige bezwaren, zelfs van principiële bezwaren tegen deze vorm van
energiewinning. Hiermee is echter het probleem dat voor ons ligt niet
opgelost. Eén van de althans etisch gesproken belangrijke vraagstukken
waarover in sprekers fraktie is gesproken, is met name de vraag: waar
gaat een principieei bezwaar over in een gewetensbezwaar? Men spreekt
in het kader van deze Kalkar-heffing over "gewetensbezwaarden".
Spreker hoorde mevrouw Borghouts zojuist spreken over "principiëie
26 september 1974