160
2. Niet huishoudelijke verbruiken
In 1968 werd door de tarievencommissie van de V.D.E.N. een rapport
uitgebracht luidende: "Enige aanbevelingen tot het verkrijgen van
meer eenheid in de elektriciteitstarieven voor andere kleinverbrui-
kers dan gewone huishoudelijke verbruikers"De commissie is van
mening dat de in het rapport bedoelde andere kleinverbruikers
t.w.a. woningen met zwaardere aansluitingen
b. woningen met bedrijf
c. bedrijf met woning
d. bedrijven.
000 meer individuele behandeling vereisen, in die zin, dat - in aan-
merking genomen het grote verschil in verbruikspatroon en gevraagd
vermogen - niet alleen rekening moet worden gehouden met het aantal
verbruikte kWH, doch ook met het vermogen dat elke individuele ver-
bruiker afneemt, resp. het vermogen dat voor hem ter beschikking
wordt gehouden.
In het bijzonder geldt dit voor de groepen c en d. Bij voorkeur zal
bij elke individuele verbruiker de belasting gemeten moeten worden.
Uit kostenoogpunt - aldus de commissie - is dit verantwoord bij de
verbruikers in de groepen c. en d. boven een jaarverbruik in de
daguren van6ÛOOkWh. Het te kiezen tarief moet aansluiting vinden
bij de tarieven voor contractverbruikers.
Voor de niet voor meting in aanmerking komende verbruikers zou een
schatting gemaakt moeten worden van de toe te rekenen belasting,
omdat alleen dan een redelijke aansluiting van de tarieven zal
zijn gewaarborgd.
Het aantal huishoudelijke verbruikers waarbij een zwaardere aan-
s1uitng noodzakelijk is, is zeer gering en uit het bestand moei-
lijk te selecteren. Een afzonderlijke tariefstel1ing wordt achter-
wege gelaten. De onder b. genoemde woninqen met bedrijf resp. de
onder c. genoemde bedrijf met woning kunnen samengevoegd worden
tot kleine niet huishoudelijke verbruikers met als bovengrens
een jaarverbruik van 4.000 kWh.
2e afd
28 november 1974