20
28 november 1974
Daarnaast blijft natuurlijk wel de uitdrukkelijke wetsbepaling van
artikel 90 Besluit Bevolkingsboekhouding, berustend op de Wet
Bevolkingsboekhouding.
Als er dus in onze legesverordening gesproken wordt over het massaal
verstrekken van gegevens uit de burgerlijke stand en daarnaast noq
over het massaal verstrekken van gegevens uit het bevolkingsregister
dan vraagt hij zich af of men niet alieen op gespannen voet, maar
ook contra legem bezig is, omdat de wet zegt dat die gegevens geheim
zijn en een regeling geeft wanneer en in welke gevallen en weike
gegevens beschikbaar zijn.
Wethouder Van Drooge deelt in antwoord op desbetreffende vraqen
mede dat er, voorzover nem bekend, geen inlichtingen worden ver-
strekt waarvan de verstrekking in strijd zou zijn met het Besluit
Bevol kmgsboekhouding.
De heer Van Emmerik zegt dat dit dan de gegevens van de burqer-
njke stand betreft. ïïe verordening noemt echter de cateqorieën
waarvoor het wel toegestaan is en zegt in een nieuw lid "niet
vallend onder 1 - dat zijn dus de toegestane verstrekkingen -
ge en deze tarieven"Dus dat laat in ieder geval de volle ruimte
om massaal inlichtingen te verstrekken die dan contra legem zijn.
Spreker is verheugd te horen dat onze praktijk conform de wet is,
passerT We dat h6t college de wet9eving daaraan moet aan-
Wethouder Van Drooqe meent dat het goed is om de vragen die
e heerVan Emmerik gesteld heeft nog eens na te gaan om eventueei
daarop în een volgende vergadering terug te komen.
De heer Van Emmerik merkt op dat dit betekent dat er nu een ver-
ordening wordt vastgesteld die door zijn formuiering aanleidinq
kan geven tot overtreding van een hogere wet.
De voorzitter vraagt het college gelegenheid te geven om na in-
terne beraadsTaging met een andere terminologie te komen, want als
dat uit de wet voortvloeit, dan hebben wij dat zonder meer te doen.
Aan de andere kant zal op die grond de koninklijke goedkeuring op
deze verordemng waarschijnlijk niet worden onthouden, maar zal
van rechtswege nietigheid optreden.
De heer Van Emmerik zegt dat het natuurlijk in meer gevallen zal
voorkomen dat een lagëre wetgever in strijd is met de hogere wet-
gever. Daarom blijft het natuurlijk onelegant.
De voorzitter merkt nog op zich niet te kunnen herinneren dat de
heer Jager deze zaak al eens heeft aangeroerd in de commissie voor
algemene bestuurszaken.
De heer De Ruiter is ervan overtuigd dat de heer Jager dit punt
in ae laatste zitting van de commissie voor algemene bestuurszaken
aan de orde heeft gesteld.
De voorzitter konstateert dat deze vraag dan helaas over het
hoofd îs gezien.