47
het dat noodzakelijk vindt, mede op basis van de informatie die het
hseft aekreqen
Wat betreft de vierde bestuursiaag vreest spreker dat onder andere over
de afstand tot de burger, ais de heer Reeringh die stelnng bnjft be-
trekken, moeiiijk overeenstemming denkbaar is, want spreker zieu al-
leen maar grotere afstanden bij het hardnekkig vasthouden aan de drie
Inzake de term "onzuivere motieven" gelooft spreker dat men het met
elkaar eens kan zijn, onder één voorbehoud, namelijk dat de inspraak
aan de insprekers alle kans moet geven om het hunne naar voren te
brenqen over bepaalde onderwerpen, maar het college heeft sterk ae
noodzaak geproefd, en dat gebeurt thans ook bij de Centrum-inspraak,
dat daarnaast ook gerichte uitspraken - waar we op zitten te wachten,
al zouden die vragen volstrekt negatief worden beantwoord, of om be-
paalde redenen niet worden beantwoord - in het totaal van de mspraak
niet mogen worden gemist.
Spreker is verheugd dat ook de heer De Ruiter achter de gedacrue van
44 gewesten staat". In de ricnting van de heer Jager zegt hij dat hij
het aantal weer niet dogmat.isch wil zien, maar dat hij zich ongerust
maakt ten opzichte van de achterl iggende gedachte dat het er met veel
toe doet, en hij gelooft dat hij dan duidelijk met de heer Jager wat
dat betreft in dezelfde boot zit.
Wethouder Wiilemse wil een kleine correctie aanbrengen, in die zin,
dat hij begreep dat de heer De Ruiter verwâcht dat spreker het plan
had om met een nota te komen over de struktuur van de Sportstichting.
Dat is niet het gevalHet college meende dat aan een aspect, omschre-
ven in het rapport "zwembaden", door de Sportstichting bijna geen aan-
dacht was geschonken. Het college heeft de Sportstichting gevraagd
om op dat stuk wat commentaar te geven. En omdat het în de verwacntmg
ligt dat dit rapport ter diskussie in de raad komt, met natuurlijk
het commentaar van de Sportstichting over dat bepaalde hoofdstuk, kan
spreker zich voorstellen dat men dit kan aangrijpen om weer eens over
dat oude chapiter te beginnen. Persoonlijk neeft spreker daar geen
enkele behoefte aan.
Inzake de nota "toekomst Zuid-Kennemerland" heeft spreker met de uit-
drukking: "de geleerder, waren het er niet allemaal over eens" ge-
tracht te zeggen dat het niet gaat over het aansuippen van de pio-
blemen en de oplossingen die dan in regionaal verband gezocht zouden
moeten worden. Het gaat erom dat een aantal prognoses en gegevens,
die mede basis waren voor een aantal aspecten in dit rapport, werden
aangevochten. j l
Als bepaalde prognoses inderdaad niet helemaal juist zijn, dan heett
dat uiteindelijk ook zijn invloed op de uitvoering van de voorgestel-
de maatregelen. Het is niet zo dat spreker afwerend staat tegenover
dit rapport, hij gelooft alleen dat het uitgangspunt verschillend is.
Hij is een voorstander van een overlegprocedure dat geopend wordt
door middel van in te stellen werkgroepen, die met de verschi1ende
gemeenten, met behulp van ambtelijke medewerking, rond de taegaan
zitten om met elkaar te proberen deze zaken op te lossen. Spreker
heeft het idee dat de heer Jager het uitgangspunt neemt dat dit nu
naar het gewest moet en dat het gewest verder bepaalt hoe die zaak
moet gaan lopen. Dat het ver doorvoeren van artikel 31 aaarin zou
19 december 1974