20 december 1974
zijn verwerkt en die vervolgens aan één of meer kHtische lieden wordt
vnoroelead die zich met volle interesse en aandacht en aile tir,3n
ciële en têchnische inbreng waarover zij beschikken op dit werkstuk
mooen storten en de meest mogelijke en onmogelijke vragen gaan stellen
aan diegenen die daar verantwoordelijk voor zijn. Een dergelijke tech-
niek is in een bedrijf ondenkbaar en hij gelooft wat dat betreft dat
in het alqemeen het besturen van een gemeente zoais dat Nederlan
niiatcuîndt wezenliik een stap veraer îs dan dat van het bednjts
leven in haâr vorm van benadertng van financiële vr"9StdkJen- Jatuur-
liik ziin er wel eens projekten die meer of minder uit de hand l°Pe"-
ffi'Ä™ gebeurt U.t ook, en ook d,n »et er w, gebeore,t,
evenqoed als in een gemeente. Daarom, overigens met volstrekt behoud
van de opvatting dat" de uiterste zorgvuldigheid met de gemeente-
financiën op tijn pla.ts blijft, vertet hij tich tegen dit oort be-
naderincen van de vraagstukken. Spreker îs met bereid om zichzelt ais
gemeentebestuurder te doen vergelijken met een ingemeursbureau dat
een technische installatie aanlegt.
De heer Schlatmann brengt naar voren dat als de heer Dé^^er
qeluisterd häd_näinTë'tgeen de heer Reeringh namens zijn fractie hee,
qesteld, hij de attentheid van zijn fractie op het doeimatig functio
neren van het gemeentelijk apparaat niet had 9"len a1s°£n
zich wat zij nastreeft, maar zuiver als een middel ter bereiking van
eên betere gang van zaken. Als de heer De Ruiter als een soort docent
ons voorhoudt dat de overheid geen bedrijf is, dan heeft hij daar e
liik in voorzover de overheid geen winst nastreeft. Maar als de
De Ruiter de moeite neemt het geciteerde rapport van de Ver?nl9in9
van Nederlandse Gemeenten te lezen en de rede na te lezen die 10 d®9en
geleden professor Schouten, als voorzitter van de groep van economen
in de Sociaal EconomTSche Raad, op de partijraad van oe K.
Tilburg heeft gehouden, waarbij hij het regeringsbeleid en met n^e
de doelmatiqheid van het over-heidsapparaat heef't_ De^iseer^'ter-
hii daaruit zien dat zeker onbevooroordeelde deskundigen op dit ten
rein onderschrijven hetgeen sprekers fraktie nastreeft name qjk een
doelmatig apparaat. Natuurlijk ns dat zeker met het enige aspect dat
ter sprake moet komen, dat is ook bij zijn fractie niet gebeurd l.aar
iets anders is datjuistbij veranderende omstandigheden, die ste. s
plaatshebben, ook het overheidsapparaat zich moet aanPassen,
die aanpassing komt steeds de doelmatTgneid van dct appar-aat ter ice
reiking van nieuwe en veranderde doelstel1nngen om de hoek klJken-
Het is bepaald onjuist om de woorden van de heer Knrschbaum zo te
interpreteren dat hij de werking van een ingemeursbureau vergelijkt
met een overheidsapparaat. Hij meent dat de heer Knrschbaum alleen
bedoeld heeft te zeggen dat de doelmatiaheid die nodig ts om op een
gegeven ogenblik de kontinuïteit van een ln9enieur^nea^gn0^ wel.
te houden, een indikatie mag zijn voor een werkmethode, die ook wel
licht in een groot aantal gevallen van toepassing is in het 9eme-n
telijk apparaat. Overigens heeft de heer De Ruiter gisteravond n
zijn passage over de begrotmg aangegeven dat de middelen waarcver
wi i beschi kken beperkt zijn. Dat is niets meuws natuurlijk, want
waren er qeen beperkte middelen, dan was er ook geen begroting nodig.
Voor de prioriteitsbepaling is het zeer belangnjk met de beperkte
middelen die beschikbaar zijn zo doelmatig mogelijk om te sprrng