30 januari 1975 5
nauwkeurig aangeeft wat voor inlichtingen gegeven mogen worden//oor f
ambtelijke doeleinden. Spreker vraagt daarom of deze motivering be-
tekent dat in dit geval meér en verdergaande inlichtingen verstrekt
worden in de zin van artikel 92, lid 2, waar dan de eis gesteld wordt
dat het een gerechtvaardigd en niet-commercieel doel moet zijn.
Spreker merkt op dat in artikei II, onder C 1, voorkomt het verstrek-
ken van inlichtingen uit het bevolkingsregister en het verblijfsre-
gister gevraagd door of vanwege een kerkgenootschap of rechtsper-
soonlijkheid bezittend genootschap op geestelijke grondslag, niet
zijnde een kerkgenootschap. Het college stelt dat dit een wijziging
is, die op advies van gedeputeerde staten is aangebracht, om het in
overeenstemming te brengen met de wettelijke formulering, en waar-
tegen het college geen bezwaren heeft. Ook spreker heeft die bezwa-
ren niet. Alleen als men dan gaat kijken naar de analoge bepaling
omtrent inlichtingen uit de burgerlijke stand, dan blijkt dat daar
de oude formulering wordt gehandhaafd, omdat die daar niet door aan-
passing aan een gewijzigde wet wordt gevorderd. Spreker neemt aan
dat het materieel op hetzelfde neerkomt, maar acht het wat minder
elegant voor degene die eens wat meer werk gaat maken van het lezen
van zo'n legesverordening.
Het college zegt dat de Kroon niet instemt met de inwerkingtreding
van de verordening op een vroeger tijdstip dan waarop de goedkeu-
ring van de verordening ter kennis van het gemeentebestuur is ge-
bracht. Spreker vraagt of dit betekent dat ôok al zouden de nu aan-
hangig zijnde wijzigingen niet aan de orde zijn gekomen, de veror-
dening waarschijnlijk toch niet in werking had kunnep treden op 1
januari, gezien de korte tijd tussen het raadsbesluit en de datum
van 1 januari 1975. Spreker vraagt of dit dan niet een schoonheids-
fout is geweest.
Het periodiek verstrekken aan dag- en weekbladen van gegevens omtrent
geborenen, overledenen, huwelijksaangiften en huwelijksvoltrekkingen,
is de wijziging die in artikel 1 wordt voorgesteld. Voor die gegevens
hoeft geen leges betaald te worden. Spreker is het daar mee eens.
Hij heeft het hoogste begrip voor de positie en de functie van de
instituten waar het hier om gaat. Hij neemt wel aan dat het hier al-
leen gaat om opgaven die voor 'de berichtgeving en vanuit de nieuws-
garing strikt nodig zijn. Dat zal dus hoofdzakelijk neerkomen op
het vermelden van namen, een opgave van wie het kind is, maar geen
andere gegevens, en met name ook geen adressen, zulks om te voorkomen
dat anderen, puttend uit die wetenschap die men uit de kranten kan
halen, daar gebruik van maken om ongevraagd en onqewenst de betrokkenen
te benaderen en dus onnodige inbreuk plegen op ieders persoonlijke
levenssfeer.
De voorzitter neemt aan dat de heer Van Emmerik zal begrijpen dat
als gevolg van het brede front waarop de heer Van Emmerik zich in
deze zaak heeft verdiept, bij het college de wens leeft om deze zaak
wederom schriftelijk voor te bereiden; het college heeft in deze
geen andere keus. Spreker doet een dringend beroep op de raad om in
dergelijke gevallen, bij een dergelijke brede vraagstellinghet col-
lege tijdig voor de vergadering in staat te stellen een standpunt te
bepalen.
Spreker zegt dat het college dus op deze zaak zal terugkomen.