27 maart 1975 55 V. Nota "De toekomst van Zuid-Kennerrierland; uitgangspunten en beleids- maatregelen" (volgnr. 38) De voorzitter deelt mede dat de commissie voor algemene bestuursza- ken zich met het voorstel kan verenigen. De fractie van de heer Baar heeft met grote belangstelling en waar- dering kennisgenomen van de nota "De toekomst van Zuid-Kennemerland" hetgeen overigens niet inhoudt dat dit stuk op alle onderdelen haar volledige instemming heeft. Zijn fractie heeft hier en daar wel enige kritiek, wat niet wegneemt dat zij de nota als een belangrijk beleids- stuk beschouwt, met een heldere probleemstelling, een aantal waarde- volle gegevens en een aantal doelsteilingen die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten De kritiek van zijn fractie richt zich in het aigemeen op de min of meer eenzijdige benadering vanuit de demografische ontwikkeling. De bevolkingsstruktuur is natuurlijk een heel belangrijk gegeven voor de toekomst van een bepaald gebied, maar zeker niet het enige gegeven. Spreker merkt dan ook op dat de titei van de nota door de inhoud niet volledig wordt gerechtvaardigd. Wat aan de buitenkant als de toekomst van Zuid-Kennemerland wordt aangediend, blijkt aan de binnenkant in hoofdzaak neer te komen op de toekomstige planologische ontwikkeling van Zuid-Kennemerland. Maar dat is bepaald niet sprekers belangrijkste kritiek. Een meer essentieel bezwaar heeft hij tegen het feit dat in de nota een aantal steilingen wordt ingenomen zonder dat daar eigen- lijk een voldoende verantwoorde basis voor aanwezig is. Spreker doelt in de eerste plaats op de steliing dat een geleidelijke terugloop van de bevolking in Zuid-Kennemerland tot een niveau van 227.000 in 1982, geen negatief gegeven behoeft te zijn wanneer mag worden aangenomen dat daarmee het eindpunt zal worden bereikt. In de tweede piaats doelt hij op de stelling dat een toekomstige daling van het inwonertal ver beneden 227.000 te riskant is voor het voorzieningen- niveau. Spreker acht het heel goed mogelijk dat deze stellingen juist zijn, gevoelsmatig beredeneerd lijkt dat zelfs heel aannemelijk. Maar zolang de juistheid niet door middel van onderzoek is vastgesteld en aangetoond, blijven deze stellingen min of meer een slag in de lucht. Desondanks worden daarop in de nota de uitgangspunten en beleidsmaat- regelen gebaseerd, en dat levert bij sprekers fractie de nodige be- denkingen op. Op de bladzijden 5 en 7 van de nota wordt trouwens met zoveei woorden toegegeven dat zonder nadere studie moeilijk te zeggen valt of een dalende bevolking een negatief dan wel een positief ge- geven vormt voor een optimaal voorzieningenniveau en de meest wenselijke infra-struktuur. Men kan ook moeilijk anders dan dit toegeven. Een daiende bevolking hoeft naar sprekers mening niet bij voorbaat een nega- tief gegeven te zijn. Dit kan zelfs wel terdege voordelen hebben, bij- voorbeeld op onderwijsgebied, omdat een verraindering van het aantal leer lingen per klas tot kwaliteitsverbetering kan leiden, en ook in ruimte- lijk opzicht, vanwege een grotere leefruimte per inwoner, en een geringe re druk op de wegen en op de parkeerruimten. Anderzijds zijn er ook na- delen denkbaar, zeker wanneer de daling zeer omvangrijk is of in een snel tempo verioopt. De nota onderkent dat volledig en komt dus op de bladzijden 6 en 7 tot de enig juiste konklusie, namelijk dat de preciese analyse en doorberekening van de konsekwenties studie vraagt, welke

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1975 | | pagina 3