24 april 1975
88
schijnt te zijn. Dat in zo'n situatie tot aktie wordt overgegaan,
die weliswaar soms de wet overschrijdt, kan zij zich, in dit licht
bezien, voorstelien. Zij acht dit een geheel andere benadering van
de doelstel 1 ingen van Release dan die van het coHege. Het college
steit het voor alsof de formulering van de doelstellingen van Re-
lease en de formulering van het gebruik van haar middelen, verkeerd
gesteld zou zijn. Naar spreeksters mening is dit niet juist; inder-
daad kan men er alle kanten mee op. Men kan er ook de kant mee op
die het college waarschijnlijk graag zou zien, maar als dat zou ge-
schieden dan zou Release geen Release meer zijn, maar een instelling
als alle andere, en daarbij in wezen haar doel voorbij schieten.
Spreekster kan zich niet aan de idëe onttrekken en heeft sterk de
indruk dat de weerstand van het college om subsidie te verlenen be-
rust op gevoelsmatige gronden, maar de beslissing hierover baseert
op louter formeie gronden, dus voorbijgaand aan de realiteit.
Spreeksters fraktie meent hierin niet met het coliege te kunnen
meeqaan.
De heer De Ruiter merkt op dat in 1971 in deze raad uitvoerig
over dit onderwerp is gesproken. De einduitslag van 24 bladzijden
diskussie in de notulen was een uitslag van 10 voor en 9 tegen sub-
sidieverlening aan Release. Spreker meent dat de uitsiag van deze
stemming heel juist het gevoel weergaf dat bij veel van de raadsle-
den heeft geleefd: de aarzeling van: "moet ik nu wel of moet ik nu
niet". Spreker bekent dat deze aarzeling bij hem tot op heden, tot-
dat opnieuw dit voorstel van het coilege kwam, is blijven bestaan.
Het is ook een bijzonder moeilijk probleem, want men kan niet anders
dan toegeven dat er bijzonder grote bezwaren tegeh Release bestaan,
waar het gaat om haar opvattingen over bijvoorbeeld drugs, abortus,
alsook over haar maatschappij-opvatting. Maar spreker gelooft dat
men langs de zaak heengaat als men zich blind blijft staren op de
bezwaren die men tegen de opvattingen van Release over bepaalde on-
derwerpen kan hebben, want voor het grootste deel van sprekers frak-
tie is Release niet aan de orde en is dus niet aan de orde de vraag
of we Release moeten heipen, want Reiease hoeft niet geholpen te
worden. Release helpt zelf, en daar ligt het moeilijke punt. Want wie
helpt mensen die Release helpt als wij Release niet helpen? Daarmee
komt spreker als het ware in een stuk gewetensnood terecht. Onze sa-
menleving is er blijkbaar niet op gebouwd om al die mensen die in
nood verkeren ook werkelijk adekwaat op te vangen. Noch de kerken,
noch de burgerlijke overheid zien kennelijk kans een groep in nood
verkerende burgers effektief te helpen. En daar ligt voor spreker het
grote probleem. Niet de vraag of hij Release sympathiek vindt, maar
de vraag wat men dan moet doen met die zoveel honderd mensen die bij
Release aankloppen. Spreker vraagt waarom die mensen niet bij ons aan-
kloppen en waarom ze niet aan de kerkdeur of raadhuisdeur om hulp ko-
men vragen. Waarom komen ze bij Release? Wij hebben dat gat kennelijk
niet opgevuld. Zolang wij zelf in onze samenleving, in onze kerkelijke
en burgerlijke instellingen, het alternatief voor de hulpverlening,
die Release verricht aan mensen in nood niet gevonden hebben, zegt
spreker dat wij er dan niet langsheen kunnen om Release in de mogelijk-
heid te stellen die hulp toch te verlenen. Spreker zou coliega Ree-
ringh in omgekeerde zin willen citeren: ondanks de duidelijk negatie-
ve aspekten die aan Reiease verbonden zijn, is het eindoordeel van het
grootste deel van sprekers fraktie over het verlenen van een subsidie
toch positief.