95
24 april 1975
konklusie komt, maar spreker neemt aan dat de heer Jager voldoende
intelligentie en ervaring heeft om te weten en te begrijpen wat spre-
kers intentie geweest is.
De heer Jager: "Daarom zeg ik dit ook".
Tenslotte merkt de heer Rücketfop dat in 1971 een tweetal leden van de raad
/waaronder een lid van het college, tot een andere afweging zijn geko-
,men. Spreker heeft van deze heren geen motivatie gehoord welke nieuwe
'feiten en welke nieuwe afwegingen bij hen hebben plaatsgevonden, waar-
door zij op dit moment zijn omgegaan. Spreker acht het een zaak van
zuiverheid als deze beide heren dat zouden hebben aangegeven. Hij be-
treurt dat dit niet is gebeurd. Overigens vermoedt spreker dat dit
niet is gebeurd omdat er naar zijn mening zich geen nieuwe feiten heb-
ben voorgedaan die een dergelijk omgaan zouden kunnen rechtvaardigen.
De voorzitter zegt naar aanleiding van de opmerking van de heer
Reeringh, dat hij het voorstel van het college gaarne wat uitgebreider
had gezien, dat als de beslissing van het college met de formulering
niet door een kleine communicatiestoornis anders in het voorstel was
verwerkt, het voorstel nog korter was geweest. Spreker doelt hierbij
op het gedeelte ten aanzien van 1971. Het college staat die diskussie
voor een belangrijk deel nog bij, en het had geen behoefte aan een
tirade ten aanzien van het voorstel van 1971, nog afgeziên hiervan,
dat voor enkele leden van het college de accenten bepaald op andere
zaken zijn komen te liggen dan in het verleden het geval was. Spreker
begrijpt dat men over elke zin, elke punt en elke komma van het voor-
stel zou kunnen spreken. Spreker herhaalt dat het college geen behoefte
aan uitbreiding heeft gehad, maar dat het met name de laatste alinea
van het voorstel aan-de raad heeft willen voorleggen omaat het geen
verandering in standpunten zag.
Wethouder Van Drooge zegt dat de onderscheidene sprekers zich in
tweede instantie meer tot elkaar dan tot het college hebben gericht,
behoudens de opmerking dat het voorstel wat summier was. Spreker meent
dat in het voorstel duidelijk onderscheid is gemaakt. Dat het in de
eerste plaats herinnert aan de beslissing in 1971 en daarna wijst op
bepaalde onv/ettige aktiviteiten, zonder dat deze met name genoemd
worden, overigens met waardering voor hetgeen Release doet.
Wethouder WiTlemse merkt op dat bij hem in 1971 en 1975 de balans
vrijwel in negatieve en positieve zin gelijk lag. In 1971 heeft spre-
ker na een uitgebreide diskussie op een andere plaats met enkele men-
sen van Release, zijn aanvankelijk negatief oordeel in een positief
oordeel gewijzigd. Doch sinds 1971 zijn er een aantal aspecten naar
voren gekomen die vanavond op verschillende wijzen en door verschil-
lende sprekers zijn aangeroerd. In de brochure "dienstweigeren" heeft
spreker een aantal punten aangetroffen die hem bijzonder tegen de
borst hebben gestuit, met name als spreker denkt aan 1940-1945. Voorts
is een punt "het onttrekken van minderjarigen aan het gezag" in deze
jaren veel militanter gaan gebeuren en dan, wat bij spreker zwaar heeft
gewogen, is de opstelling ten aanzien van het abortusvraagstuk dermate
een andere richting uitgegaan tegenover de opstelling van 1971, dat
hoezeer die balans bij hem nu ook schommelde, deze voor spreker naar de
andere kant is overgeslagen.
De voorzitter stelt voor thans tot stemming over te gaan.
Uit de gehouden stemming blijkt dat 11 stemmen voor en 8 stemmen
tegen het voorstel van het college zijn uitgebracht, zodat het voorstel
is aangenomen.