4e afd.
28 augustus 1975
81
VIII. VERKEER
Algemeen
Als uitgangspunt is gesteld dat het gebied over een goed functione-
rend systeem van wegen, straten en paden moet beschikken.
Het systeem zal een optimale veiligheid, oriëntatiemogelijkheid en
aangepast afwikkelingsniveau moeten bieden waarbij het geheel tevens
conflict-vrij moet zijn. De woningen dienen toegankelijk te zijn via
de voor het gemotoriseerd verkeer bestemde wegen en eventueel via de
voetgangersverharding of de overdekte parkeerplaatsen.
Ten behoeve van de ontsluiting is een systeem van wegen voorgesteld
en een aaneengesloten voetpadenstelsel geprojecteerd. Hierbij is
uitgegaan van het temmen van het gemotoriseerd verkeer ten gunste
van het langzaam verkeerWegen en straten dienen dan ook zo smal
mogelijk te zijn en lange rechte stukken dienen vermeden te worden.
Ontsluiting
De ontsluiting van het gebied voor het gemotoriseerd verkeer vindt
plaats vanuit twee aansluitpunter. aan de GlipperdreefEen aanslui-
ting voor ruim 200 woningen zal nooit te veel drukte geven, ook
niet in het drukste uur en op het drukste gedeelte bij de entree.
De Glipperdreef kan de beide nieuwe aansluitingen gemakkelijk ver-
werken. Er is gezocht naar een ontsluitingsstructuurwaarbij de
twee gelijkwaardige uitgangen van het gebied even zwaar zullen wor-
den belast. Voor het ontsluitingssysteem zijn globaal genomen twee
wegentypen te onderscheiden.
a. Hoofdontsluitingsweg: bestemd voor zowel gemotoriseerd als niet
gemotoriseerd verkeer; Xangs-parkeren äan deze weg is niet ge-
wenst en de weg is daarom zo smai mogeiijk gehouden. Deze weg
is Xusvormig en verbindt de twee uitgangen van het gebied Xangs
omwegen; er zijn bochten geiegd in het tracê teneinde matiging
van de sneiheid te bewerksteiiigen;
b. VerzameIwegenop deze wegen komen de in- en uitritten van de
"auto-hoven" en een beperkt aantai clusters uit. Voor zover de
te verwachten intensiteit het toelaat, is op deze wegen geen
scheiding aangebracht tussen gemotoriseerd verkeer en niet ge-
motoriseerd verkeer. DetaiXXeringen van de bestratingen en de
beplantingen dienen bijdrage te leveren aan de maatregelen ter
vermindering van de rijsnelheden.
Parkeergelegenheid
Uitgangspunt ten behoeve van het parkeren is dat grote parkeervlakken vermeden
dienen te worden en dat een norm van tenminste 1,3 parkeerplaats per woning dient
te worden aangehouden. Er zijn in het gebied in totaal bij de hantering van deze
norm ca. 555 parkeerplaatsen nodig.
Nagenoeg alle vrije sectorwoningen hebben de beschikking over een garage. De mees-
te van deze garages hebben een opstelruimte v;aar de auto geparkeerd kan worden; er
zijn in totaal 216 van dergelijke opsteiruimten voor de garages. Het totale aantal
garages voor beide woningsoorten, premie-' en vrije sectorwoningdn, bedraagt 342.
Tenslotte zijn 229 openbare parkeerplaatsen aanwezig, verspreid over het gehele
gebied.
-40-